San Salvatorgemeenschap 23-24 juli 2016
Thema: Ondanks God. . . (Elie Wiesel)
Voorganger: Mignon van Bokhoven
Cantor: Gerard Luijten
Openingslied za: Als woorden kunnen duiden
Zo: Hier wordt een huis voor God gebouwd
Welkom
Welkom, welkom voor ieder op deze zomerdag. We komen hier elke week ieder met ons eigen verhaal, met onze eigen geschiedenis. Met dierbare herinneringen aan de mooie momenten, maar ook met verdriet en boosheid en vragen naar het waarom? Waarom moest dat mij overkomen? Soms was het gewoon niet eerlijk, niet rechtvaardig. Iemand die tot op een onvoorstelbare manier, tot op zijn bot, met deze vragen is geconfronteerd, is Elie Wiesel. Twee weken geleden overleden. Hij was Joods, geboren in 1928 en overlevende van de holocaust. Hij zat gevangen in Auschwitz en Buchenwald. Zijn vader, moeder en zusje hebben de oorlog niet overleefd. Zijn hele leven is doortrokken geweest van vragen, van worsteling met herinneringen. En zijn worsteling met God.
Laten we eerst stil worden, zodat wij ons kunnen openen.
Openingsgebed
God, het leven is vaak zo onbegrijpelijk,
het is zo moeilijk uit te houden dat er
onrecht is, oneerlijkheid,
en onrust, wreedheid.
Dat wij daar doorheen blijven luisteren
naar de stem van de bereidheid,
naar het gebaar van bewogenheid,
en blijven vertrouwen
op uw aanwezigheid,
Amen
Acclamatie za: Kom over ons – zo: Dit ene weten wij
Inleiding op de lezingen
Wij horen twee lezingen. De eerste lezing een gesprek tussen Abraham en God. Deze tekst is volgens het oecumenisch leesrooster. De tweede lezing is een verhaal verteld door Elie Wiesel. Beide verhalen gaan over Sodom, de stad waar de waanzin van de wreedheid heerst. Abraham houdt voorspraak bij God voor de inwoners. Elie Wiesel vertelt over een vreemdeling in de stad.
Sodom werd uiteindelijk vernietigd, qua omvang vergelijkbaar met andere massale vernietigingen. Zoals in Auschwitz, als in Srebrenica, Armenië.
1e lezing: Genesis 18:20-33
Daarom zei de HEER: ‘Luid stijgt de roep om wraak uit Sodom en Gomorra op! Uitermate zwaar is hun zonde! Ik ga naar beneden om te zien of hun daden werkelijk overeenstemmen met de roep die tot Mij is doorgedrongen; Ik wil het weten.’ Toen gingen de mannen op weg in de richting van Sodom.
De HEER bleef echter nog bij Abraham staan. Abraham ging naar Hem toe en zei: ‘Wilt U werkelijk met de boosdoeners ook de rechtvaardigen verdelgen? Misschien zijn er vijftig rechtvaardigen in de stad; zult U die dan verdelgen? Zult U de stad geen vergiffenis schenken omwille van de vijftig rechtvaardigen die er wonen? Zoiets kunt U toch niet doen: de rechtvaardigen samen met de boosdoeners laten sterven! Dan zou het de rechtvaardigen vergaan als de boosdoeners; dat kunt U toch niet doen! Zal Hij, die de hele aarde oordeelt, geen recht doen?’ En de HEER zei: ‘Als Ik in Sodom vijftig rechtvaardigen in de stad vind, zal Ik omwille van hen de hele stad vergiffenis schenken.’ Abraham begon weer en zei: ‘Mag ik zo vrij zijn tot mijn Heer te spreken, ofschoon ik maar stof en as ben? Misschien ontbreken er aan de vijftig rechtvaardigen vijf; zult U dan toch om die vijf de hele stad verwoesten?’ En de HEER zei: ‘Ik zal haar niet verwoesten als Ik er vijfenveertig vind.’ Opnieuw sprak Abraham tot Hem: ‘Misschien zijn er maar veertig te vinden.’ En de HEER zei: ‘Ik zal het niet doen, omwille van die veertig.’ Nu zei Abraham: ‘Laat mijn Heer niet kwaad worden als ik nog eens aandring; misschien zijn er maar dertig te vinden.’ En Hij zei: ‘Ik zal het niet doen als Ik er dertig vind.’ Abraham zei opnieuw: ‘Ik ben wel vrijpostig als ik bij mijn Heer blijf aandringen; maar misschien worden er maar twintig gevonden.’ En Hij zei: ‘Ik zal de stad niet verwoesten, omwille van die twintig.’ Abraham zei: ‘Laat mijn Heer niet kwaad worden als ik nog één keer spreek; misschien zijn er maar tien te vinden.’ En Hij zei: ‘Ik zal de stad niet verwoesten, omwille van die tien.’ Zodra de HEER zijn gesprek met Abraham beëindigd had, ging Hij weg, en Abraham keerde naar zijn woonplaats terug.
Acclamatie za: De Heer heeft mij gezien – zo: Wat vrolijk over U geschreven staat
2e lezing Een verhaal, verteld door Eli Wiesel
Een rechtvaardige man kwam naar Sodom, vastbesloten om de inwoners van zonde en straf te redden. Dag en nacht liep hij door de straten en op de pleinen en protesteerde tegen hebzucht en diefstal, leugen en apathie. In het begin luisterden de mensen en glimlachten ironisch.
Toen luisterden ze niet meer; ze vonden hem zelfs niet grappig meer. De moordenaars bleven moorden, de wijzen zwegen alsof er geen Rechtvaardige in hun midden was.
Op een dag kwam een kind dat medelijden had met de ongelukkige leraar naar hem toe en zei: ‘Arme vreemdeling, je roept, je schreeuwt, zie je dan niet dat het hopeloos is?’ ‘Ja, ik zie het’, antwoordde de Rechtvaardige. ‘Waarom ga je dan door?’ ‘Dat zal ik je zeggen. In het begin dacht ik, dat ik de mensen kon veranderen. Vandaag weet ik, dat ik dat niet kan. Ik roep vandaag nog en ik schreeuw, omdat ik de mensen wil verhinderen, dat zij tenslotte míj zullen veranderen’
Acclamatie za: Als alles duister is –zo: Neem mij aan zoals ik ben
Overweging
Een chassidische leermeester zat in ballingschap, beroofd van zijn gaven, krachten en kennis. Hij wendde zich tot zijn trouwe leerling en dienaar en vroeg hem om hulp: Herinnerde hij zich nog een gezegde, een gebed dat hij ooit geleerd had? Nee, de leerling was ook alles vergeten. Echt alles? Nee, het alfabet niet. “Nou, waar wacht je dan op?,” riep de leermeester. “Zeg het dan meteen op.” En ze begonnen het samen met een groeiend enthousiasme te herhalen totdat ze hun geheugen terugkregen.”
Met dit verhaal opent Elie Wiesel één van zijn boeken. Om aan te geven hoezeer het woord en tekst van het grootste belang zijn in zijn leven. “Onze heilige teksten, die lees en herlees je zonder er ooit genoeg van te krijgen” (Waar ga je naar toe? p.9). Niet alleen lezen, een passage uit de Bijbel lezen betekent het zoeken naar de betekenis, in de huid kruipen van de mensen in het verhaal, meegaan in het mysterie.
Ik lees deze vertelling voor omdat het de sfeer schetst van de joodse cultuur, waarin de oude verhalen geliefd zijn.
De schriftlezing van vandaag, die over Abraham in gesprek met God, die vertelling die eindigt in de ondergang van de mensen in Sodom is een tekst die Elie Wiesel raakte en waarover hij meermalen spreekt.
In zijn eerste boek, Nacht, schrijft Wiesel schrijft over zijn leven in concentratiekamp Auschwitz. Over de verschrikkingen, de onmenselijke behandeling en over zijn gevoel van verlatenheid.
Hij is vertwijfeld over God, vertwijfeld over het lot van de joden. Hij voelt zich bedrogen door God, verlaten door mensen. ‘ “Toen Sodom in Uw ogen geen genade meer kon vinden, liet U de hemel vuur en zwavel regenen.” U heeft de mannen hier in Auschwitz bedrogen, U hebt ze laten martelen, slachten, vergassen. En wat doen ze: Ze bidden tot U! Zij prijzen Uw naam! Maar ik smeek niet meer. Ik was alleen, verschrikkelijk alleen op de wereld, zonder God, zonder mensen’ (Nacht p. 90 en 91).
Elie Wiesel blijft zich verbinden met de oude tekst, en met zijn vertwijfeling over God. “Je kan een Jood zijn mét God, je kan een Jood zijn tegen God, maar je kan geen Jood zijn zonder God.” Wiesel verbindt zich met de tekst, niet alleen in de Bijbeltekst maar ook in de teksten van de midrasj, de boeken van de joodse geleerden. Sodom was een stad die zondiger was dan zondig. Vol van wreedheid. Jegens elkaar, jegens vreemden. Ze waren jaloers, ze bestalen elkaar en waren nooit gelukkig (Mijn liefde voor de profeten p. 50). Een stad vol zondaars. Heeft dan iedereen schuld? Is er dan niemand, noch geen baby die onschuldig is? Abraham houdt voorspraak voor de inwoners. God antwoordt niet, hij weet dat er geen rechtvaardigen in de stad meer zijn. Sodom wordt vernietigd.
De mensen in Auschwitz werden vernietigd. Elie Wiesel vraagt zich in een gebed af:
“Waar was je, God van liefde, in Auschwitz? Wat gebeurde er in de hemel, terwijl uw kinderen vernederd werden, gedood, alleen maar omdat ze Joods waren?
Auschwitz is een vraagteken. En moet en zal altijd een vraagteken blijven: het kan niet begrepen worden. Niet mét God, en niet zonder God.
Op een moment begon ik me af te vragen of ik niet oneerlijk was voor u. Uiteindelijk was Auschwitz niet kant en klaar uit de hemel komen vallen.
Het was bedacht door mensen, uitgevoerd door mensen. Met het doel te vernietigen. Niet alleen ons te vernietigen maar ook u. Zouden we niet ook aan uw pijn denken? Was het ook niet uw lijden dat u moest toezien hoe uw kinderen lijden in de handen van uw andere kinderen” (Prayer)?
Waar is God? Waar is God in deze tijd van aanslagen, van terreur, van verwoeste mensenlevens? Deze vraag werd me van de week gesteld. En ik kon alleen maar de woorden van Elie Wiesel vertellen die zegt:
“‘In mijn leven heb ik tot nog toe alleen maar vragen gesteld. En dat terwijl ik weet dat de echte vragen, die over de Schepper en zijn Schepping, niet kunnen worden beantwoord. Alleen vragen zijn eeuwig, antwoorden zijn dat nooit.’
Omdat God ís, bevindt Hij zich zowel in de vragen als in de antwoorden’” (Open hart, p. 86 en 87). En deze woorden bleken troostrijk te zijn.
Wiesel vertaalt de geschiedenis van Sodom naar deze tijd:
“Sodom was een wrede maatschappij die minachting had voor twee groepen van mensen die het meest behoefte hebben aan mededogen, hartelijkheid en gastvrijheid, namelijk vreemdelingen en armen. De geschiedenis van Sodom is een waarschuwing voor alle tijden. Een maatschappij die de menselijkheid van zijn zwakste leden verloochent, namelijk armen, migranten en slachtoffers, zo’n maatschappij bereidt zichzelf het onheil. Sodom is niet alleen van gisteren. De vlammen van Sodom verlichten ook het prille verleden (Mijn liefde p. 59).”
Laten wij altijd voorsprekers blijven, en roepers tegen beter weten in.
Elie Wiesel eindigt zijn gebed en zegt:
“God, laten we het goed maken. Het is de hoogste tijd. Onze boosheid heeft lang genoeg geduurd.
Wij maken ons op om te bidden voor een jaar van vrede en geluk. Laten we het goedmaken, Heer van de Schepping.
Ondanks alles wat gebeurd is? Ja, ondanks…
Laten we het goedmaken: voor het kind in mij is het onverdraaglijk om zolang van u gescheiden te zijn(Prayer).
En daarom kunnen we de woorden van Elie Wiesel die we twee weken geleden al hoorden, nog een keer laten klinken, tegelijkertijd bitter en hoopvol.
Ik geloof in God, ondanks God.
Ik geloof in de mensheid, ondanks de mensheid.
Ik geloof in de toekomst, ondanks het verleden.
Geloofslied za: Wie ten einde toe –zo: Waarom, wanneer, uit welke luchtlaag
De gaven van brood en wijn worden op tafel gezet
Voorbeden gebaseerd op ‘Dit zijn mijn dromen’ van Elie Wiesel
God,
Ooit, als jonge man, droomde Elie Wiesel van een zonnige gastvrije wereld,
waarin hij wandelde door straatjes vol mooie muziek van het hemelse Jeruzalem.
Laten ook wij, nu de straten van Nice, van Istanbul, van München, van Aleppo,
vol zijn van angst en verdriet, ook hopen op een wereld van vrede,
van gastvrijheid en van straten vol mensen die samen muziek maken.
Gij hart, gij bron van leven, ontferm u over ons.
In de donkerste wereld van de Nacht namen de dromen Elie
Wiesel mee terug naar zijn warme thuis, naar zijn zusje en zijn
ouders. Naar maaltijden, met z’n allen aan een tafel, waar ze aten
van de rijpste vruchten en de verrukkelijkste koekjes. Een tafel waaraan
niemand iets tekort kwam.
Wij vragen u om tafels van verbondenheid en voldoende voedsel voor
mensen die honger hebben en zich verlaten voelen.
Gij hart, gij bron van leven, ontferm u over ons.
Later droomt Elie Wiesel vaak van de oorlog, en is hij weer ‘daarginds.’
Dan spreekt hij met de mensen die verdwenen zijn, loopt met
hen op, bang voor hoe het met hen zal aflopen.
Wij roepen op om nooit te vergeten, om anderen niet aan hun lot over te laten,
om op te blijven lopen met mensen in nood.
Wij roepen op om te blijven herinneren.
Zoals de jongeren uit het bisdom Den Bosch doen. Zij zijn voor de Wereld Jongeren Dagen in Polen en bezochten deze week Auschwitz. Het thema van hun reis is ‘Stap naar de ander.’
Gij woord dat door ons mens wordt, ontferm u over ons.
Wij bidden wij voor allen die ziek zijn, of vermoeid van het leven,
Wij bidden voor de vragen die toevertrouwd zijn in dit boek.
wij bidden voor onze eigen intenties.
Wees met uw warmte nabij onze lieve doden,
dat wij hen herinneren, en hun verhalen nooit vergeten.
Wij steken een kaars aan voor alle 69 jonge mensen
die vijf jaar geleden in Noorwegen, op het eiland Utoya gedood werden.
Toen waren ze 15–16 jaar, vandaag zouden ze jonge twintigers zijn.
De tijd heelt niet alle wonden.
Dat zij allen gedragen zijn in uw milde hand,
dat hun te korte leven betekenis heeft voor U en voor ons.
Koester de namen die wij hier gedenken.
Tafelgebed
U die genoemd wordt: ‘God van mensen’
heeft gezegd: ‘Ik zal er zijn.
Ik roep je naam, ik zie je al van verre.’
Wij danken U dat wij bestaan voor U, en voor elkaar
vanaf het begin.
Omdat gij het zijt, groter dan ons hart
Die mij hebt gezien, eer ik werd geboren.
U bent met ons op weg gegaan
als een vuur, niet te blussen.
In EEN mens hebt U,
meer dan ooit, laten zien hoeveel U van ons houdt:
in Jezus van Nazareth, kind van belofte.
Van Hem getuigen de profeten dat Hij leerde met gezag.
Zijn woord bracht leven.
Ook hem danken wij omdat Hij ons uitzicht gaf,
een weg om samen te gaan.
Omdat gij het zijt, groter dan ons hart
Die mij hebt gezien, eer ik werd geboren.
In vertrouwen heeft Hij geleerd en voorgeleefd
hoe mensen kunnen zijn,
toen Hij op de laatste avond afscheid van zijn vrienden nam.
Hij nam brood in zijn handen,
brak het in stukken en deelde het uit.
Hij zei: Hier, neem en eet,
proef van het leven, gebroken voor ieder van jullie,
als voorbode dat je eens met mij
weer verenigd zult zijn aan één tafel.
Hij nam de beker, zegende die
en reikte hem over met de woorden:
Neem deze beker van mij over,
deelt hem samen,
het is mijn liefde vergoten voor jullie.
Doe wat ik heb gedaan en vergeet mij niet.
Omdat gij het zijt, groter dan ons hart
Die mij hebt gezien, eer ik werd geboren.
Wij vieren zijn hoop op leven
in ons hart neergelegd.
Zijn geloof, dat God zich vinden laat
voor ieder die oprecht Hem zoekt;
Zijn liefde voor de Thora, de levensweg die vreugde brengt.
In Hem en door Hem zal het leven
dat we met Hem delensterker zijn dan de dood.
Voorgoed ligt nu de weg open naar de nieuwe wereld,
waar gerechtigheid voorop gaat en vrede haar weg vindt.
Laat ons daarom doen wat Hij gedaan heeft
en bidden zoals Hij gebeden heeft.
Onze Vader…
Vredeswens: uit Open Hart p.98
Elie Wiesel schrijft op het eind van zijn leven: Ik weet nu dat elk ogenblik een nieuw begin kan zijn, elke handdruk een belofte en een teken van innerlijke vrede. Ik weet dat bij elk zoeken de medemens betrokken is, net zoals elk woord een gebed kan worden. Het leven is een feest, een huldeblijk aan de medemens”
Vredeslied za: Waar vriendschap heerst – zo: Gij levende, eerste en laatste
Iedereen wordt van harte uitgenodigd aan de tafel van brood en wijn.
Communielied za: Sjaloom voor al wat leeft – zo: Jij bent de God
Afsluitend gebed
Vader, moeder, wij hoorden de oude woorden, door een bijzonder mens vertaald naar deze tijd. Wij hoorden woorden van hoop, van toekomst. Wij danken u dat wij het leven mochten vieren, het brood mochten delen. Amen.
Goed om te weten
Slotgedachte: Waar blijven we _ van Kurt Marti
Waar blijven we als allen zeggen “waar blijven we”
en niemand zou gaan om eens te kijken waar we blijven
als we zouden gaan.
Zegenwens
In jou, Abraham, zullen alle volken der aarde gezegend worden.
Om sjaloom, vrede voor jou
gezegend ben jij, gezegend het gras onder je voeten.
Om sjaloom, vrede voor jou
en groeten aan hen, die jou op hun weg mogen ontmoeten.
Amen
Slotlied za: Gekomen uit de nacht -zo: De woorden die wij spraken
Gelezen
Elie Wiesel Nacht (Meulenhoff, 2016)
Elie Wiesel Mijn liefde voor de profeten (Kok Kampen, 2006)
Elie Wiesel Waar ga je naar toe? (Skandalon, 2008)
Elie Wiesel Open hart (Meulenhoff, 2016)
Elie Wiesel ‘Prayer for the Days of Awe’ (Boston, 1997 New York Times)
2 Reactie
Fiet Vreeburg
Logerend op een boerderij in Bakkum, lezen wij, Ton en ik, de viering van vandaag. Mignon, je hebt ons hier, zittend in een zonnige, vredige wereld (!) diepe gedachten meegegeven…… Conclusie voor nu: laten we geen moment verloren laten gaan om te werken aan die wereld van vrede voor allen… “Over schrijven kan haast niet, over zwijgen mag niet”, schreef Elie Wiesel immers. Lezend in het boek van Rodaan Al Galidi (één van onze nieuwe Nederlanders) “Je hebt talent in het leven meegekregen!” (variatie op de titel!) ,Mignon! Dank je wel!
aukje van son
Dag Mignon , las vandaag je viering over Elie Wiessel.JE hebt er een heel inspirerende tekst van gemaakt! Dank daarvoor!
aukje