Skip to content Skip to sidebar Skip to footer

San Salvatorgemeenschap 5 en 6 nov 2016
Thema: Waar liefde moet wonen
Voorganger: Ed Andriessen
Muzikale ondersteuning: de Cantorij

Openingslied: Dit huis is een huis war de deur openstaat

Welkom
Wij hebben vandaag iets te vieren. Niet –zoals ik wel eens hoor- het vijfjarig bestaan van onze gemeenschap, want die bestaat al vele decennia en meerdere kerkgebouwen lang. Maar we vieren wel dat we in de evolutie van onze gemeenschap vijf jaar geleden een invloedrijke stap hebben gezet in ons bestaan als gemeenschap. Een stap dankzij welke we konden doorgaan op het door ons gekozen pad in een andere dan de ons zo vertrouwde ruimte van de San Salvatorkerk. Hier en daar heeft het pijn gedaan, maar het heeft ons ook lucht en nieuw elan gegeven, waardoor we stappen kunnen blijven zetten.
Toen ik zag dat mijn taak om voor te gaan samenviel met deze gedenkwaardige dag voelde ik de ambitie om er een vrolijke viering van te maken, want dat hoort toch bij een feest? Maar….ambitie is één en inspiratie – dat voor mij heel dicht in de buurt komt van het begrip “eeuwige”- is iets heel anders. De evangelielezing van vandaag riep zoveel in me op dat ik daar wel in moest meegaan. Zelfs een waarschuwend vingertje zal vandaag niet ontbreken.
Maar laten we eerst de rust vinden in onszelf en openen met een gebed.
-stilte-

Openingsgebed
Ons openingsgebed is een gebed van Dag Hammerskjöld, secretaris generaal van de Verenigde naties van 1953 tot 17 september 1961 toen hij de dood vond in een onder verdachte omstandigheden neergestort vliegtuig.

Gij die boven ons zijt,
Gij die een van ons zijt,
Gij die zijt –
mogen allen U zien – ook in mij,
moge ik Uw weg bereiden,
moge ik dan dankbaar zijn
voor alles wat mij ten deel valt.
Moge ik dan niet vergeten
de nood van anderen.
Bewaar mij in Uw liefde
zoals Gij wilt dat allen
in mijn liefde blijven.
Moge heel mijn wezen U tot eer zijn
en moge ik nooit wanhopen.
Want ik ben in Uw hand
en in U is alle kracht en goedheid.
Geef mij een zuiver hart – dat ik U mag zien,
een ootmoedig hart – dat ik U mag horen,
een hart vol liefde – dat ik U mag dienen,
een hart vol geloof – dat ik in U mag blijven.

Lied za: Onhoorbaar, onzichtbaar –  zo: Eeuwige, onzienlijke

Inleiding op de geloofsbelijdenis
Het is in onze gemeenschap geen gewoonte om met elkaar een geloofsbelijdenis te declameren. Hoewel ik niet precies weet waarom van deze in de Rooms Katholieke kerk al vele eeuwen bestaande gewoonte is afgeweken, kan ik me voorstellen dat dit heeft te maken met het wat versteende en weinig ruimte latend taalgebruik. De enige keer dat ik als voorganger met een heel klein gelegenheidskoortje het credo heb gezongen was nota bene in een afscheidsviering van een nog jonge man. Diens echtgenote had mij verteld dat de liefdesvonk tussen haar en haar man was overgeslagen toen zij hem in de nachtmis het credo hoorde zingen. Op haar verzoek hebben wij het toen gezongen en het heeft niet alleen de weduwe, maar ook ons ontroerd.
Maar ook vandaag een geloofsbelijdenis. Een geloofsbelijdenis van Dorothee Sölle, de lutherse theologe voor wie geloof en politiek niet te scheiden waren. Een geloofsbelijdenis die ons uitnodigt om er iets van te vinden, het te omarmen of er tegen in het geweer te komen.
Natuurlijk is het toegestaan om deze belijdenis hardop mee te lezen

Geloofsbelijdenis van Dorothee Sölle
Ik geloof in God die de wereld niet áf heeft geschapen als iets dat altijd zo moet blijven, die niet regeert volgens eeuwige wetten die onveranderlijk van kracht zijn, niet volgens natuurlijke ordeningen van armen en rijken, deskundigen en onwetenden, heersers en wie aan hen zijn overgeleverd.
Ik geloof in God die de tegenspraak wil van wat leeft en de verandering van alles door ons werk, door onze politiek.
Ik geloof in Jezus Christus, die gelijk had toen hij – een enkeling die niets kan beginnen – precies zoals wij werkte aan de verandering van alles en daaraan ten onder ging. Met hem als maatstaf erken ik dat ons verstand is verminkt, onze fantasie verstikt, onze moeite verspild omdat wij niet leven zoals hij leefde.
Elke dag vrees ik dat hij vergeefs is gestorven omdat hij in onze kerken is begraven, omdat wij zijn revolutie hebben verraden, gehoorzaam en bang voor de autoriteiten.
Ik geloof in Jezus Christus die opstaat in ons leven opdat wij vrij worden van vooroordelen en aanmatiging, van angst en haat en zijn revolutie voortzetten op weg naar zijn Rijk.
Ik geloof in de Geest die met Jezus in de wereld is gekomen. Ik geloof in de gemeenschap van alle volken en in onze verantwoordelijkheid voor wat onze aarde zal worden: een dal van ellende, honger en geweld of een stad van God. Ik geloof in de rechtvaardige vrede die verwerkelijkt kan worden, in de mogelijkheid van een zinvol leven voor alle mensen, in de toekomst van deze mensen van God. Amen.
Lied za: Hoe zal ik o blijven noemen – zo: Kom en volg mij

Tweede lezing: Lucas 19, 45-48 (vrij vertaald door Nico ter Linden)
Jezus keek om zich heen. Toen hij twaalf jaar oud was, vond hij dit huis van God het grootste en mooiste gebouw van de wereld, met zijn hoge witte muren, schitterend in het felle licht van de zon. Maar nu was het niet de schoonheid van de tempel die hem trof, het was het gesjoemel eromheen. Het leek er wel een markt: voor grof geld kon je er je offerdieren kopen, schapen en runderen. De duivenverkopers maakten het helemaal bont: de armen kunnen geen dure offerdieren kopen, alleen maar een duif, maar wat die afzetters voor één zo’n duif durfden te vragen! Even verderop stonden de tafeltjes van de geldwisselaars en de priesters, die woekerwinsten maakten met het wisselen van gewoon geld in de vereiste tempelpenningen. Het leek wel of alles hier om geld draaide en niet om God. Een geweldige woede maakte zich van Jezus meester. “Eruit”, schreeuwde hij. “Dit is het huis van God, maar jullie hebben er een rovershol van gemaakt. Waar liefde moet wonen, woont nu verloedering. Wegwezen!” Zo kwaad was Jezus dat hij de kramen van de kooplieden en de tafeltjes van de geldwisselaars omvergooide, de munten rolden over het tempelplein. “Verdwijn!” De kooplui en de priesters waren ook woedend. “Jij moet zelf verdwijnen.” “Misschien gaat dat wel gebeuren”, zei Jezus, “maar eerst wil ik nog zeggen wat er gezegd moet worden, en doen wat mijn hand vindt om te doen.” Maar er waren er ook in Jeruzalem die hun geluk niet op konden. Deze rabbi had oog voor de armen, hij kon het niet aanzien dat van de godsdienst een handeltje was gemaakt. Net als de profeten van vroeger kwam hij in opstand tegen een koud, verstard en liefdeloos geloof.
Acclamatie za: Blijf niet staren -zo: Voor kleine mensen

Overweging
Beste mensen, toen ik voor het eerst hoorde welke lezing het rooster aangaf om vandaag te lezen, dacht ik: wat is dit nu? Het verhaal over de verdrijving uit de tempel op de dag dat wij vieren dat we 5 jaar geleden onder het zingen van een hoopvol lied de al decennia lang ons zo vertrouwde San Salvatorkerk hebben verlaten en we ons vanaf dat moment welkom hebben gevoeld in deze mooie ruimte van het activiteitencentrum “De Eygenweg”. Is het de voorzienigheid, is het een godsgeschenk, is het een proef of is het gewoon toeval, zo dat al bestaat?
Ik kan me voorstellen dat ook jullie zo je eigen associaties hebben bij dit verhaal, maar…….. iedere vergelijking van de spelers in het evangelieverhaal met de spelers van toen -5 jaar geleden- loopt naar mijn idee helemaal mank. De tot een markt van onrecht en corruptie verworden tempel lijkt in niets op onze toen nog in de San Salvatorkerk huizende gemeenschap. Bovendien is het welhaast godslasterlijk om Jezus, als de man die zich daar met hand en tand tegen verzet, te vergelijken met de machtspartij die ons in onze manier van praktiserend en barmhartig geloven wilde blokkeren door slechts ruimte te laten voor één gelijk. Ik voel vooral verbondenheid met díe mensen in Jeruzalem, die met dit optreden van Jezus hun geluk niet op konden. Met díe mensen, die inzagen dat Jezus oog had voor de armen, dat hij het niet kon aanzien dat van de godsdienst een handeltje was gemaakt, die, net als de profeten van vroeger, in opstand kwam tegen een koud, verstard en liefdeloos geloof.
Ik voel me ook aangesproken door de geloofsbelijdenis van Dorothé Sölle. Zij zet scherp neer dat wij mensen bedoeld zijn om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor het vervolmaken van de schepping. Ik voel soms haar vrees dat wij Jezus in onze kerken hebben begraven omdat wij zijn revolutie zouden hebben verraden, gehoorzaam en bang als we zijn. Maar ik geloof net als zij dat Jezus kan opstaan in ons leven om deze revolutie te kunnen voortzetten.
Tegen de druk in zijn wij trouw gebleven aan onze geschiedenis van een geloofsgemeenschap die naar het voorbeeld van mensen als Jezus van Nazareth kiest voor de mens. En niet voor de instituties die de mensheid zichzelf in haar onmacht oplegt. Instituties, die –anders dan oorspronkelijk bedoeld kan zijn- meer vóórschrijven dan áánbieden en de mens meer en meer hinderen in het nemen van zijn eigen verantwoordelijkheid. Instituties, die ieder voor zich moeilijk tot niet de neiging kunnen bedwingen om zichzelf boven al die anderen verheven te voelen. Door de eeuwen heen, zelfs tot op de dag van vandaag voelen we de gevolgen van de daar uit voortkomende onverdraagzaamheid: de kruistochten, de beeldenstorm, de inquisitie, de soms impertinente missionering van hele continenten, Isis, Boko Haram en zo kunnen we nog lang doorgaan. Spookbeelden met een verleden, maar helaas ook met een toekomst.
Wij noemen onszelf een geloofsgemeenschap die met beide benen in de dagelijkse wereld staat, die de werkelijkheid niet ontstegen is en haar ogen en oren openhoudt voor de noden die zich voor doen.
Een gemeenschap waar wetten en regels meegroeien met de tijd en waarin we onze ogen niet sluiten voor het gegeven dat de maatschappij van nu een heel andere is dan 2000, 500 en 50 jaar geleden. Verstarde wetgeving heeft voor meer dan voldoende onheil gezorgd.
Maar ook voor ons geldt dat het gevaar van institutionalisering, van verstarring op de loer ligt. Een al te grote eensgezindheid kan er zo maar toe leiden dat onze gelederen zich sluiten en we van nieuwe invloeden verstoken blijven. Ondanks het feit dat we dat niet willen. Zonder kritisch te blijven op onszelf kunnen ook wij ten prooi vallen aan menselijke onvolmaaktheden als hoogmoed en zelfgenoegzaamheid, waardoor hetgeen wij met elkaar hébben kan verworden tot iets wat we niet beogen. En dan zou het ook óns kunnen overkomen dat iemand als Jezus in het vandaag gelezen evangelie ons met harde hand uit de tempel verwijdert. En terecht!
Maar waar ik nu, op deze feestdag, de zonden hoogmoed en zelfgenoegzaamheid tot een last maak, laat ik graag ruimte voor ‘trots’. Ik ben er trots op dat ik deel uit maak van onze San Salvatorgemeenschap; dat ik hier mag zijn wie ik ben: soms dankbaar consumerend en soms nadrukkelijk aanwezig; dat ik hier mag geloven, denken en zeggen wat ik wil, zelfs vanaf deze plaats. Trots dat je waar mensen in deze stad zich dienstbaar maken voor anderen altijd Salvatorianen treft; dat ik wekelijks geïnspireerd raak in samenkomsten die er toe doen. Trots, dat we bewust op zoek zijn naar eigentijdse manieren om ons geloof te belijden, onze hoop body te geven. Trots op het feit dat we –zij het nog wat voorzichtig- vragen stellen bij de eeuwigheidswaarde van de ons al vele eeuwen vertrouwde en houvast biedende geloofsstructuren.
En dat het allemaal niet groots en meeslepend hoeft te zijn vertelt zich in het verhaal van die leerling die zijn leermeester eens vroeg, hem te laten zien hoe hij de heiligheid kon bereiken in Gods Rijk. De leermeester zei hem eens een kijkje te gaan nemen bij een andere leerling van hem. Een leerling die een klein asiel openhield voor zwervers en thuislozen. De jonge man volgde het voorschrift op en verbleef er verscheidene weken. Zonder aan de man, die zich van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat zonder ophouden in het asiel bezighield, ook maar enige bijzondere heiligheid te ontdekken. Tenslotte vroeg hij hem wat hij zo de hele dag deed. “Mijn voornaamste bezigheid”, zei de man, “bestaat erin degenen die hier aankloppen zonder tegenzin te ontvangen, hen eten, drinken en een bed geven en naar hun gebrabbel en gevloek luisteren. Het grootste deel van mijn dag bestaat er dan ook uit, alles op te ruimen en het huis netjes te houden. Ik maak het vaatwerk goed schoon zodat er niet het minste etensrestje aan blijft kleven. Ik schuur alle gerei schoon en droog het af zodat niets ervan door roest wordt aangetast”. Toen de leerling thuiskwam en aan zijn leermeester berichtte wat hij slechts had gezien en gehoord zei deze tegen hem: “Nu weet je wat je weten wou!”.
Geloofslied za: Wij zochten u, o Heer – zo: De wijze woorden

De tafel wordt klaargemaakt en er wordt gecollecteerd.

Voorbeden
Laten we bidden voor elkaar. Dat we in deze gemeenschap trouw mogen blijven aan het door ons gedeelde gelijk, maar tevens respect hebben voor – en lering trekken uit het gelijk van de ander.

Als alles duister is

Laten we bidden voor allen voor wie het leven een vat vol ellende is. Dat zij er op mogen vertrouwen dat allen die een gunstiger lot hebben getroffen daadwerkelijk willen delen van wat hen is toegevallen.

Als alles duister is

Laten we bidden voor allen voor wie in ons intentieboek om aandacht wordt gevraagd, voor alle zieken en hopelozen, voor allen die ons in de dood zijn voorgegaan, vandaag met name voor…..

Als alles duister is

Tafelgebed
Jij, die we aarzelend God noemen,
al eeuwen trachten wij jouw ‘zijn’ te doorgronden
met woorden, liederen en gebaren.
Wij hebben jouw ‘zijn’ een naam gegeven
om jou te roepen
Maar jouw ‘zijn’ is niet te doorgronden
niet met gebaren
niet met gebeden
en ook niet met daden.
We weten niet eens waar jij begint of eindigt.

God, jij bent altijd meer
dan wij van jou weten of vermoeden.
Wij kunnen jou niet vasthouden
met onze woorden
en onze ogen zijn niet in staat
jouw aangezicht te zien.
Maar in Jezus heb jij je laten zien,
zijn spoor is onuitwisbaar,
zijn geest is niet te doven.

Die in de avond voor zijn dood
aan tafel zat met zijn vrienden,
brood nam,
zijn dank uitsprak,
het brak
en deelde met de woorden:
‘neemt en eet,
dit is mijn leven,
mijn liefde voor jullie gegeven.’

Ook de beker liet Hij rondgaan:
‘Drinkt hieruit, allemaal,
dit is mijn bloedeigen leven,
dat hemel en aarde verbindt.
Denk aan mij,
wanneer je hieruit samen drinkt
in mijn naam.’

Aangevuurd door zijn Geest
vinden wij woorden en elkaar.
In zijn geest wijzen wij
elkaar de bronnen aan,
vindplaatsen van waarheid en liefde.

Samen gaan we wegen
om het onrecht te keren,
onze handen staan klaar
om te breken en te delen
wat het leven biedt.

Jij leeft in ons opstaan
en naar de ander gaan.
Zo groeit jouw rijk onder ons,
wordt zoeken een hoopvolle tocht
naar een land van licht en leven.

Daarom bidden wij met de woorden:
Onze Vader

Vredeswens
Als wij het op deze wereld met elkaar moeten maken, hebben wij elkaar hard nodig. Wat kun je dan beter doen dan elkaar de hand reiken en elkaar vrede en alle goeds toewensen.
Vredeslied za: Maak mij tot een bedding – zo: Ubi caritas

Iedereen wordt van harte uitgenodigd aan de tafel van brood en wijn.
Communielied za: Wat in stilte bloeit – zo: Naar u levende klimt mijn ziel

Gebed aan tafel
Eeuwige,
Het is niet eenvoudig om in deze tijd jouw boodschap te verkondigen.
Toch willen wij het proberen,
aangemoedigd door Jezus’ Woorden
en gesterkt door brood en wijn
willen wij jouw liefdevolle aandacht
in woord en daad aan onze naaste doorgeven,
vandaag en alle dagen van ons leven.
Amen.

Goed om te weten

Slotgedachte
Na een grondige studie heb ik onlangs vastgesteld dat de typische Salvatoriaan al heel lang bestaat, zoals moge blijken uit de volgende anekdote:
In het begin van de vorige eeuw moet er een professor geweest zijn in de theologie die vreselijk tegen sport was. Dat vond hij een uitvinding van de duivel, vooral de voetbalsport. Als studenten examen bij hem moesten doen, waren ze altijd bang dat hij over de zondige sport begon. Zijn gevreesde vraag was dan: ‘Hebben Adam en Eva voor de zondeval in het paradijs gevoetbald of niet?!’ Dan zeiden ze braaf van nee. Maar hij vroeg ook waarom niet en dan zeiden ze: ‘Er was nog geen zonde, dus ook geen voetbalspel.’ Maar op een keer was er een originele student die antwoordde ook van niet, maar als toelichting gaf hij: ‘Omdat Adam en Eva geen elftal bij elkaar konden krijgen!’

Zegen en wegzending
Laten we heengaan in vreugde en vrede
en ervan delen aan allen die we ontmoeten.
In de naam van de Vader, de Zoon en de Goede Geest.

Slotlied: In ’t laatste van de dagen

Plaats een reactie