Elke ontmoeting die je goed doet, is een spoor van God
Het gesprek met Arie Akkermans, Fiet Vreeburg en mij op een warme dag in augustus, vindt beneden in zijn huis plaats in een prettig koele kamer :‘Hier zit ik vóór een uur of vijf ’s middags eigenlijk nooit’, zegt hij. ‘Ik zit meestal boven op mijn studeerkamer. ‘Daar heb ik alles bij de hand.’
Studeren is levenslang een grote hobby van hem geweest, wordt in de loop van ons gesprek steeds duidelijker. Nu, 92 jaar jong, houdt hij zich nog als vrijwilliger bezig met vertaalwerk voor het Augustijns Instituut In Eindhoven. Hij vertaalt preken van Augustinus.’ Met zijn dogmatische werken doen we niets, hoor’, zegt hij geruststellend. Augustinus heeft naar schatting zo’n zesduizend toespraken gehouden. Ongeveer tien procent daarvan is bewaard. Ook nu nog worden er soms in oude bibliotheken onbekende stukken teruggevonden.
Zijn belangstelling voor Augustinus begon vroeg. Als twaalfjarige jongen ging hij naar het seminarie , van de Paters van de Heilige Familie. Toen hij na het klein seminarie in het noviciaat kwam, las hij heiligenlevens -gebruikelijk in die situatie – ontdekte Augustinus en zijn voorliefde voor die man groeide door de lessen van een uitstekende docent kerkgeschiedenis.
Zoals de meeste jongens die de opleiding volgden, dacht hij naar de missie te mogen gaan. Mis! Op de dag dat hij in 1950 priester werd gewijd, was er ’s avonds een borrel voor de nieuwelingen en kwam de overste hem en zijn collega’s een envelop overhandigen. Klip en klaar stond daar in wat voor taak ze kregen. Overleg over die benoemingen was er vooraf nooit. Dat vond men niet nodig: de jonge priesters hadden immers ‘de gelofte van gehoorzaamheid’ afgelegd…. Arie kreeg geen benoeming in een missiepost zoals hij had gehoopt, maar de opdracht om klassieke talen te gaan studeren in Nijmegen….
In de ban van de klassieke talen
Hij begon daar bepaald niet enthousiast aan! Een van de leidinggevenden in de congregatie met wie hij goed contact onderhield, gunde hem een gewenningstijd en na een klein jaar kwam Arie in de ban van de studie. Tijdens zijn studiejaren werd Christine Mohrmann hoogleraar in Oudchristelijk Grieks en Oudchristelijk en Middeleeuws Latijn. Arie besloot bij haar af te studeren, schreef een doctoraalscriptie van honderd vijftig pagina’s en leverde die op Sinterklaasavond bij haar af. Haar commentaar hakte er stevig in: dit is theologie in plaats van taalkunde. Het werk moest dus opnieuw en de student moest regelmatig bij haar komen om te bespreken wat hij aan het doen was. Want: ‘Jullie zijn allemaal eigenwijs’, was het commentaar van ‘de gevreesde vrouw’…. Arie ging braaf een aantal keren bij haar op gesprek en toen hij van de nieuwe opzet dertig pagina’s af had, zei ze resoluut: ‘Over drie weken kun je je doctoraal doen.’ Zo gebeurde het. Arie slaagde en de hoogleraar droeg hem op om binnen het jaar te promoveren. ..
Dat kwam er helaas niet van omdat de overste had besloten dat Arie meteen les moest gaan geven. Dat is in ons lange gesprek een besluit dat hij nog steeds jammer vindt. Graag had hij de studie helemaal afgerond. Later toen er meer tijd was, heeft hij nog een tweede poging gewaagd om te promoveren. Maar hij had intussen teveel zelfkritiek ontwikkeld: wat hij ’s morgens schreef, verdween ’s avond in snippers in de prullenmand. . . .
Lesgeven heeft hij ontdekt als iets heel waardevols. Maar over het instituut seminarie kan hij geen goed woord over zijn lippen krijgen. ‘Jongens vanaf hun elfde of twaalfde jaar dwingen in een stramien dat niet klopt? Nee, toch? Het is toch niet goed dat die kinderen alleen met mannen in aanraking komen?‘
Een onmogelijke opdracht met ingrijpende gevolgen
Toen hij op een gegeven ogenblik de opdracht kreeg om ‘prefect’ te worden van het seminarie dat hij als instelling verfoeide, had hij daar grote bezwaren tegen. Er werd (on)behoorlijk veel druk op hem uitgeoefend om er ondanks zijn kritiek toch in toe te stemmen. Vanaf die tijd groeide de afstand tussen hem en de congregatie. Hij woonde tijdelijk op een pastorie in Grave, kwam uiteindelijk weer terug naar Vught en het kwam tot een breuk in 1971.
Hij werd benoemd op het Maurick college en gaf les in Latijn en Grieks. ‘Ik ben gelukkig geweest in het leraar zijn,’ zegt hij heel overtuigend. Heel goede herinneringen heeft hij aan de jaren dat hij in Vught in de Ockeghemstraat woonde, met op loopafstand van zijn huis enkele collega’s en goede buren. Ze vormden een groep mensen die bij toerbeurt bij elkaar gingen eten. Dat was gezellig, maar ze konden ook diepe ervaringen met elkaar delen. Een prachtige tijd, vond Arie dat. Met grote dankbaarheid kijkt hij op die periode terug. Op het Maurick kreeg hij ook de taak van moderator. Dat hield o.a. in dat hij elke maand een eucharistieviering deed, kinderen van collega’s doopte , als het weer het toeliet in de tuin, en –helaas- voor tien kinderen die verongelukt zijn in die tijd een afscheidsviering heeft verzorgd. De snelweg op zo’n korte afstand van de school eiste zijn tol…
Bredere contacten met ‘de wereld’ zocht hij ook bewust op. De vakanties boden veel mogelijkheden: met Oostpriesterhulp is hij twee keer acht weken lang in Kassel gaan werken. Drie jaar verving hij zes weken de pastor in een voorstad van Parijs in een ziekenhuis met ongeneeslijk zieken en zeven keer liep hij de Pax Christie voettocht mee.
Een nieuwe wereld opent zich
Na zijn definitieve afscheid van de congregatie, mèt dispensatie dank zij Bisschop Bluyssen, ontmoette hij Ada, de vrouw die zijn onvergetelijke partner werd. Omdat ze begreep dat de San Salvator voor Arie belangrijk was, ging ze mee naar de vieringen. Maar ze bracht dan wel zelf een boek mee om al lezend de tijd door te komen. Ook jaren na haar overlijden maakt hij in sobere woorden zijn intense verdriet om haar voelbaar.
Hoe vond hij weer een weg na haar overlijden? Gelukkig was er een vangnet van veel vrienden. En tastenderwijs zegt hij: ‘Leeft de energie van overledenen niet ook in ons?’ Hij zocht in 1995 hulp bij ‘het Taborhuis’ dat was opgericht door William Yang voor het begeleiden van kankerpatiënten en hun partners. Ada en hij waren er samen geweest. Hij ging, nu alleen, terug en werd prachtig opgevangen door Kitty Knipscheer. Het wegvallen van Ada betekende voor Arie ondanks de pijn ook een uitdaging: ‘Jij komt recht uit de Middeleeuwen, ’had Kitty tegen hem gezegd. ‘ Toen is me duidelijk geworden dat ik bij de tijd moest komen,’ was de conclusie die Arie trok.
Zijn geloof kwam in een nieuwe groeifase terecht. Ook Arie had grote verwachtingen gehad van het Tweede Vaticaans Concilie en was teleurgesteld geraakt omdat de vernieuwing niet had doorgezet.
De kerk van de eerste eeuw, zonder het later uitgevonden celibaat, vanuit de directe beleving, dat was zijn gedroomde vernieuwing geweest..
Emoties als ingang werken beter
In 1997 verscheen het boek ‘God: een open vraag’, van Anton Houtepen. Arie las het met een aantal anderen. ‘Ik vond het toen moeilijk en het sprak mij niet sterk aan. Achteraf denk ik dat ik er niet klaar voor was,’ zegt hij. Jaren later las hij het opnieuw, weer samen met anderen en toen raakte het hem in het diepste van zijn hart. ‘God’ je leven lang. als een open vraag beschouwen paste naadloos in zijn veranderde geloof. Met een open vraag blijf je bezig, die blijft je boeien. Theologen die zich bezighielden met ‘godsbewijzen’ en in het Credo hun geloof in een aantal stellige uitspraken hebben samengevat, waren daar niet in geslaagd.
Houtepen durft te erkennen wat we in onze samenleving zien: NIET geloven is volgens hem gewoon geworden. Jonge mensen voelen daarover geen gemis. Ze zijn ‘totaal seculier’. God via je denken op het spoor komen is geen optie meer: niet voor jongeren, niet voor Houtepen en evenmin voor Arie. De auteur stelt dat God wel ‘ kan oplichten in emoties’. Hij noemt vier basisemoties die in elk mens leven: verlangen, vertrouwen, verzet en vergiffenis. Het gaat om verlangen ‘dat een nieuwe wereld komen zal’, om een fundamenteel vertrouwen in het leven als de basis van alles, om verzet tegen onrecht want rechtvaardigheid zal door ons eigen handelen moeten groeien. Houtepen benadrukt sterk het belang van vergeven. Vergeten hoort daar noodzakelijk bij! Zolang je als slachtoffer vergelding wilt, blijft de kringloop van het kwaad bestaan.
Het thuisgevoel in de San Salvator
‘Van die vier basisemoties vind ik altijd iets terug in de San Salvator, ’zegt Arie: ‘dat zijn essenties. Ik bid niet veel in mijn leven. Ik ben wel met God bezig. ‘Wandelen met God’: dat vind ik een mooie uitdrukking.
In mijn jeugd was het geloof opgetuigd met angsten. Dat raak je nooit helemaal kwijt. In mijn godservaring heb ik iets heel profaans. Elke ontmoeting die je goed doet is voor mij een spoor van God. In de San Salvator gebeurt altijd iets waardoor ik blij ben dat ik er naar toe ben gegaan. Het ontroerde me toen ik onlangs gevraagd werd om mee communie uit te reiken. Het is wel zaak om niet te verzinken in zelfgenoegzaamheid,’ stelt hij voorzichtig.
‘Of er nog iets gebeurt met mij na mijn dood? Gelukkig zijn moet hier, op aarde. Ik hecht heel veel waarde aan mensen die je op je weg krijgt. Die maken het leven goed. Als ik aan zulke mensen denk, dan kan ik in tranen gaan..’
Toos Verdonk, Oktober 2016
Ps: Arie kreeg – lang geleden- het bloemetje van de week. De reden: hij had in 1988 het toenmalige parochiebestuur op het spoor gezet van Frits Bakker als mogelijke opvolger van Jack. . . .
1 Reactie
han linders
Nog niet zo lang geleden was ik bij Arie Akkermans op bezoek. We hadden als oud-studenten en oud-postulanten een reunie afgelopen maart. Daar was Arie ook aanwezig, evenals pater Frits Bakker. Ik kende hen nog uit de Kaatsheuvel tijd. Ik ben zelf op ethisch vlak ortodoxer gaan denken maar niet in de Katholieke Kerk. Het was een verademing om nu Arie anders te ontmoeten. In Kaatsheuvel was er toch enige afstand.
Ik ben blij dat er geen seminaries meer bestaan zoals toen. In die zin ben ik het helemaal eens met Arie Akkermans. Het heeft mij geen goed gedaan. Van de andere kant heb ik mannen ontmoet die die tijd ervaren heb als een hele mooie tijd. Net als Arie Akkermans vind ik de kracht van het geloof in de ontmoeting met mensen. Iedere dag ben ik nieuwsgierig wie ik vandaag weer zal ontmoeten. Ik geloof wel degelijk dat er na dit leven een beter leven voor ons wacht. Anders zou ik niet weten wat ik hier nog doe. En ik zou ook niet kunnen verklaren wat het voor zin heeft dat vele mensen in arme landen, vooral kinderen, onmiddellijk sterven. Het is natuurlijk mooi zoals Arie Akkermans het uitlegt maar ik vind het nogal elitair om zo te denken. Dan ga je uit van de manier van leven zoals wij die kennen in het westen. Dan heeft het leven van als die kinderen in die visie geen enkele waarde. Maar goed, daar zou ik het met hem nog wel eens over willen hebben. Dan zou in dat gesprek ook aan de orde kunnen komen wat de betekenis is van de Heilige Geest in het geheel van de schepping hier op aarde maar vooral ook in de kosmos. Ik ben geen geleerde, zoals Arie maar samen zoeken naar overeenkomsten in plaats van tegenstellingen lijkt me geweldig. En wat geweldig dat bisschop de Korte in gesprek wil met de Salvator gemeenschap!
Hartelijke groeten,
Han Linders