San Salvatorgemeenschap 18-19 november 2017
Thema: Over respect gesproken. . . .
Voorganger: Ed Andriessen
Muzikale ondersteuning: De Cantorij
Openingslied: Voor mensen die naamloos
Welkom en opening
Welkom allemaal
Beste mensen, ik sta hier vandaag met een dubbel gevoel. Ik vind het fijn om – zoals al die keren in de afgelopen 10 jaren – namens jullie te mogen voorgaan in deze viering. Zoals ik al eens eerder heb gezegd heb ik me altijd door jullie gedragen gevoeld. Maar er kriebelt ook wat ongemak, omdat dit mijn laatste keer is, uitzonderingen voorbehouden. In de viering van 7 en 8 oktober heb ik jullie verteld wat de achterliggende reden is van mijn besluit; en die staat nog recht overeind; ondanks de lichte, door mij als waardering ervaren druk die door sommigen van jullie op mij is uitgeoefend. Ik wil niet ontkennen dat er een innerlijke strijd aan is voorafgegaan tussen mijn verstand en mijn gevoel. Maar ik ben blij dat deze strijd heeft opgeleverd dat het verstandig is om mijn gevoel te volgen.
Anders dan voor al die andere vieringen waarin ik mocht voor gaan ben ik in mijn archief gedoken, op zoek naar een viering waarvan de teksten mij op het lijf geschreven zijn. Omdat ik altijd geprobeerd heb dicht bij mezelf te blijven bleken dat er heel veel te zijn. Dus heb ik er een criterium aan toegevoegd door te zoeken naar een viering die ook beeldend is voor mijn huidige “carrière” stap. Ik kwam toen uit bij een viering uit 2013 met als thema “Over respect gesproken”. De toen gebruikte teksten hebben niets aan actualiteit verloren. Met hier en daar een aanvulling wil ik ze dan ook respecteren door ze vandaag opnieuw te gebruiken.
Als inleiding op het thema van vandaag vertellen wij jullie een best wel confronterend verhaal waarin de gevoelens en het gebed worden verwoord van een oude vrouw die verzorgd wordt in een verpleeghuis:
“Wat zie je zuster? Wat zie je? Een kribbige oude vrouw, niet meer bij de tijd. Een oude vrouw, die met haar eten knoeit en die geen antwoord geeft, als je met een hard stemmetje tegen haar zegt “Je moet nou toch echt wat eten.” Een oude vrouw die schijnbaar niets merkt van de dingen die jij doet. Die steeds weer iets kwijt is. Die zonder tegenstribbelen laat doen wat jij wilt. Die met wassen en eten de lange dagen laat vullen. Denk je dat? Zie je dat?
Doe dan je ogen eens open, zuster. Je kijkt niet eens naar me. Ik zal je zeggen wie ik ben, als ik hier zo zit. Als ik plas op jouw bevel en eet, wanneer jij het wilt.
Ik ben een jong meisje van tien, met een vader en een moeder, met broers en zusters die van elkaar houden.
Een bruid van twintig ben ik en mijn hart springt op als ik denk aan de belofte die ik deed.
Vijfentwintig ben ik, en ik heb zelf kinderen die me nodig hebben om een veilig, gelukkig thuis te bouwen.
Veertig ben ik. Mijn kinderen zijn volwassen geworden en uitgevlogen. Maar mijn man is bij me om te zorgen dat ik niet treur.
Vijftig ben ik – en weer spelen er kinderen op mijn schoot.
Dan komen de donkere dagen. Mijn man is dood. Ik kijk naar de toekomst en ik huiver van angst.
Nu ben ik een oude vrouw.
Mijn lichaam is vervallen, gratie en kracht zijn verdwenen.
Maar… daarbinnen woont toch nog dat jonge meisje.
Soms klopt mijn oude hart wat sneller.
Ik herinner me de vreugde en de pijn. Ik heb weer lief. Ik leef mijn leven opnieuw. Ik denk aan de jaren die voorbij zijn, te snel vervlogen, en ik accepteer de harde waarheid dat niets kan duren. Doe je ogen open, zuster, en kijk. Niet naar die kribbige oude vrouw. Kijk eens goed, zuster. Kijk eens naar… mij.”
Lied: Wek mijn zachtheid weer.
Eerste lezing: Lucas 18: 1 tot 8
Hij vertelde hun een gelijkenis over de noodzaak om altijd te bidden en niet op te geven: ‘Er was eens een rechter in een stad die geen ontzag had voor God en zich niets aan de mensen gelegen liet liggen. Er woonde ook een weduwe in die stad, die steeds weer naar hem toe ging met het verzoek: “Doe mij recht in het geschil met mijn tegenstander.” Maar lange tijd wilde hij dat niet doen. Ten slotte zei hij bij zichzelf: Ook al heb ik geen ontzag voor God en laat ik mij niets aan de mensen gelegen liggen, toch zal ik die weduwe recht verschaffen omdat ze me last bezorgt. Anders blijft ze eindeloos bij me komen en vliegt ze me nog aan.’ Toen zei de Heer: ‘Luister naar wat deze rechter zegt, al minacht hij ook het recht. Zal God dan niet zeker recht verschaffen aan zijn uitverkorenen die dag en nacht tot hem roepen? Of laat hij hen wachten? Ik zeg jullie dat hij hun spoedig recht zal verschaffen. Maar als de Mensenzoon komt, zal hij dan geloof vinden op aarde?’
Acclamatie: Voor kleine mensen is hij bereikbaar
Tweede lezing
Een mediterende goeroe ergens in de Himalaya opende zijn ogen om zijn onverwachte bezoeker, de abt van een gerenommeerd klooster, te bekijken. ‘Wat kom je zoeken?’ vroeg de goeroe. De abt vertelde hem een in-droef verhaal. Ooit had zijn klooster model gestaan voor het hele Westen. Zijn cellen zaten vol jonge monniken en hun gezang was tot ver in de omtrek te horen. Maar later braken er harde tijden aan. Het volk kwam niet langer geestelijk voedsel zoeken en de nieuwe aspirant-monniken bleven weg. Het werd heel stil in het klooster. Er bleef alleen nog een handvol paters over die met bezwaard hart hun werk deden. ‘Dragen wij de gevolgen van onze zonden?’ vroeg de abt. ‘Zeker’, zei de goeroe, ‘je lijdt onder de zonde van de onwetendheid.’ ‘En hoe ziet die zonde er dan precies uit?’ vroeg de abt. ‘Eén van uw monniken is de vermomde Messias.’ En na deze woorden gaf de goeroe zich opnieuw over aan meditatie. Tijdens de heel vermoeiende reis naar huis was de abt vervuld van de gedachte dat de Messias op aarde was teruggekeerd en in zijn klooster verbleef. Hoe had hij zo blind voor hem kunnen zijn? En wie was het dan wel? Broeder kok? Broeder portier? Broeder prior? Broeder econoom? Nee, die niet, dacht de abt, die heeft te veel kleine kanten. Maar had de goeroe niet van vermomming gesproken? Misschien maakten die kleine kanten daar precies deel van uit? Trouwens, iedereen in het klooster had kleine kanten. En toch moest één van hen de Messias zijn. Terug thuis verzamelde de abt zijn monniken en vertelde hen zijn wedervaren. Ze bekeken elkaar vol ongeloof. De Messias? Hier? Onmogelijk! Maar goed. Hij had zich naar het schijnt vermomd. Dus misschien toch? Tussen alle twijfel en onzekerheid stond één ding in ieder geval vast: als de Messias zich had vermomd, was de kans klein dat ze hem zouden herkennen. En dus behandelden ze iedereen maar met achting en waardigheid. Je weet maar nooit, was het devies. Resultaat van dat alles was dat het klooster er een heel stuk vriendelijker en gezelliger op werd. En algauw meldden tientallen jonge aspiranten zich aan en de kerk geraakte weer met liefdevol gezang gevuld.
Uit: Het gebed van de kikker van A. de Mello & J. Boeke
Lied: za: Waar vriendschap heerst en liefde. zo: Uit vuur en ijzer
Overweging Over respect gesproken!
In de gelijkenis uit het evangelie van Lucas lezen we hoe er in die tijd wordt omgegaan met de rechten van een weduwe. Deze vrouw treft een rechter die eigenlijk helemaal niet van plan is om haar recht te doen in het kennelijke geschil met haar tegenstander. Hij is te beroerd om zijn tijd aan haar te besteden, en duidelijk wordt dat hij haar amper ziet staan. Hij gaat er van uit dat hij van haar niets te vrezen heeft als hij volhardt in zijn gebrek aan interesse. Maar hij blijkt met deze weduwe toch buiten de waard gerekend te hebben. De weduwe volhardt in haar verzoek en een agressieve houding wordt door haar niet geschuwd. Want uiteindelijk is het niet zijn rechtsgevoel, maar zijn angst door haar te worden aangevlogen dat hem doet besluiten haar tóch recht te doen. Een lafaard pur sang legt het af tegen een weduwe met haar op haar tanden, en maar goed ook. Een weduwe, die model staat voor mensen die zich in een maatschappelijk zwakke positie bevinden, zich niet naar waarde geschat weten en er tóch alles aan doen om hun recht te halen. Hun recht om te zijn wie ze zijn; om met respect behandeld te worden als een waardevol mens, net als ieder ander. In de tweede lezing opent een goeroe de abt zijn ogen. Het loopt allemaal niet lekker in zijn klooster, ze zitten op een dood spoor en hij weet niet hoe dat te keren. Met slechts één zin van de goeroe verwerft de abt het inzicht dat hij nodig heeft: ‘Eén van uw monniken is de vermomde Messias’. Met die gedachte in het achterhoofd van alle monniken wordt iedereen in het klooster voortaan met alle respect bejegend –ook broeder econoom, de monnik met de meeste kleine kanten- en het klooster bloeide lustig verder. Ja natuurlijk, zullen we zeggen. Zo werkt het. Maar is het zo vanzelfsprekend als het lijkt? Is het zo eenvoudig om ieder mens tegemoet te treden met het respect dat hij of zij verdient? De realiteit laat ons een heel ander beeld zien. Wereldwijd, maar ook dichterbij zien we dingen gebeuren die met respect niets van doen hebben. Mensen worden zelfs afgeslacht omdat hun etnische afkomst, hun kleur of hun geloofsovertuiging anderen niet bevalt. Mensen, behorend tot het Rohingja-volk worden massaal verdreven uit Myanmar, de grens over naar Bangladesh, waar hen ook bepaald geen warm welkom wacht. Vrouwen worden verkracht ‘omdat het máár vrouwen zijn’. Over respect gesproken. Op uiterst bedenkelijke gronden worden oorlogen gevoerd, die mensen er toe dwingen te vluchten van alles wat hun lief is, waardoor ze terechtkomen in mensonterende toestanden. Mensen met een verstandelijke beperking worden als offerdieren opgeleid tot zelfmoordterrorist. Over respect gesproken. . .
In de zogenaamde lage lonenlanden worden mensen uitgebuit om ons te voorzien van luxe artikelen voor een te kleine prijs. Aan de armen van de wereld worden levensreddende medicijnen onthouden omdat zij niet in staat zijn bij te dragen in de ontwikkelingskosten ervan. Over respect gesproken. . .
Kerkelijk actieve en zeer toegewijde vrijwilligers worden weggezet als duivels omdat ze het belang van de mens verkiezen boven dat van achterhaalde, doch halsstarrig geconserveerde regels. Mensen die vanwege ouderdom of handicap afhankelijk zijn van professionele zorg lopen het gevaar om onder druk van de tijd niet langer gezien te worden als de mens die ze werkelijk zijn.
Over respect gesproken! Wat zou er kunnen gebeuren als iedereen –net als die monniken in dat klooster- zou leven bij de gedachte dat een van al die zo zwaar getroffen mensen de vermomde Messias is? Gelukkig kennen velen het antwoord op deze vraag. Behalve dat we natuurlijk niet moeten nalaten ons in woord en daad te blijven verzetten tegen alle onrecht in de grote wereld, moeten we zeker niet nalaten de kansen te pakken in de kleine wereld om ons heen. Het is niet zo moeilijk de mensen te respecteren die het in onze ogen gemaakt hebben of wier levensstijl overeenkomt met de onze. Maar het wordt wel een stuk lastiger als het mensen betreft die in onze ogen toch wel erg veel kleine kanten hebben, die door hun armoede of beperkingen niet aan alles kunnen meedoen, die een andere geloofsvisie hebben of een culturele achtergrond die maakt dat ze zich in hun doen en laten anders gedragen dan we gewend zijn. Dan zijn er vele drempels en vooroordelen te overwinnen. En is dat eigenlijk niet pas mogelijk als er in de basis waarop we ons tot elkaar verhouden sprake is van respect? Zouden we niet veel ellende kunnen voorkomen als we er werkelijk in slagen alle mensen in hun eigenheid te respecteren? En wat doen we als een ander ons niet het respect betuigt dat we verlangen? Betalen we dan met gelijke munt terug? Of lukt het ons, om –zoals Jezus ons heeft voorgehouden- diegene ook je andere wang aan te bieden. Je kwetsbaar op te stellen, de lont uit de confrontatie te halen door hem of haar wel met respect tegemoet te treden. Utopie of noodzaak? Weinigen zullen het zo mooi kunnen zeggen als Gautama Boeddha ooit heeft gedaan: De gedachte manifesteert zich in het woord, het woord manifesteert zich in de daad, de daad ontwikkelt zich tot een gewoonte, en de gewoonte verhardt zich tot een karakter. Sla dus acht op de gedachte en waar ze u brengt, en laat haar voortkomen uit liefde ontstaan uit ‘begaan-zijn’ met alle wezens. Zoals de schaduw het lichaam volgt, zo worden wij wat we denken. Alles wat een begin heeft, heeft ook een einde. Sluit daar vrede mee en alles komt goed. Geloofslied: za: Om warmte gaan wij een leven.
zo: De wijze woorden en het groot vertoon
De tafel wordt klaargemaakt en er wordt gecollecteerd.
Voorbeden
Eeuwige, help ons in te zien dat veel van wat in onze wereld mis gaat
gebaseerd is op het gebrek aan respect voor de eigenheid van iedere mens
en op ieders recht op een volwaardig leven.
Keer u om naar ons toe
Eeuwige, laat ons denken dat wij in staat zijn dit onrecht te keren.
Help ons om iedereen met wie wij dagelijks verkeren
te respecteren in zijn eigenheid,
ook als dat tegen ons oordeel indruist.
Keer u om naar ons toe
Eeuwige, sta al die mensen bij, die dag in, dag uit
zorg dragen voor mensen die vanwege hun dementie
in een andere wereld leven dan de onze;
die zonder hun zorg nog meer
aan het leven zouden lijden dan ze soms al doen.
Keer u om naar ons toe
Eeuwige, aanhoor ons gebed voor allen
die ziek zijn en lijden aan het leven,
aanhoor ons gebed voor allen wier intenties in dit boek zijn opgeschreven,
aanhoor ons gebed voor allen die ons in de dood zijn voorgegaan,
vandaag in het bijzonder . . . . . .
Voor uw aangezicht
Tafelgebed
Twee, drie of meer, die een ander op hun schouders nemen: een zieke, een arme, een gevluchte. Zij zijn Jouw naam in ons midden. Twee, drie of meer, die hebben ingezien dat macht en geld niemand tot vrede strekt, die gaandeweg besluiten om solidair en sober te leven. Zij zijn Jouw naam in ons midden. Twee, drie of meer, die hun hart hebben gezet op mededogen, en hun handen op breken en delen die daarom al meer en meer zichzelf uit handen geven. Zij zijn Jouw naam in ons midden. Twee, drie of meer, die voor twee, drie of meer een betere wereld willen zijn en die dat volhouden, even vrolijk als aanstekelijk. Zij zijn Jouw naam in ons midden. Overal waar mensen, twee aan twee of drie aan drie elkanders sterkte delen en elkanders zwakte dragen, daar ben Jij in ons midden. Twee of drie die met elkaar hun brood willen delen: met hen doe Jij herleven de honger naar gerechtigheid. Twee of drie die de beker heffen op een toekomst met allen: met hen hou Jij in leven de dorst naar vrede. Zij zijn Jouw naam in ons midden. Twee of drie is niet veel, maar voor Jou is het genoeg om de nieuwe aarde op gang te brengen, een omgekeerde wereld, waar zwijgen omslaat in waarheid spreken en grootspraak verandert in omzien naar elkaar. Jouw rijk op aarde waarnaar Jezus ons verlangend deed uitzien en bidden:
Onze Vader (zondag gezongen)
Vredeswens
Laten wij elkaar ons respect betuigen door elkaar de hand te drukken,
elkaar de vrede te wensen die iedereen toekomt.
Vredeslied za: Maak mij tot een bedding -zo: Niemand heeft u ooit gezien
Breken en delen
Laten we dit brood en deze wijn met elkaar delen, in het vertrouwen dat we dat blijven doen.
Lied: za: Wat in stilte bloeit. -zo: Wie mag te gast zijn
Afsluitend gebed aan tafel
Laten we nog maar eens denken aan dat gebed van die oude vrouw:
“Doe je ogen open, zuster, en kijk. Niet naar die kribbige oude vrouw.
Kijk eens goed, zuster. kijk eens naar… mij.”
Mededelingen
Slotgedachte
Het kan niet anders dan ons dit nog mee te geven:
Één van ons is de vermomde Messias’
Zegen en wegzending
Dat onze tong woorden van liefde zal spreken,
dat onze handen daden van warmte uitstralen,
dat onze ogen schitteren van genegenheid,
dat onze oren gespitst zijn op signalen van gerechtigheid,
dat onze voeten zullen gaan op de weg van de vrede,
In de naam van de Vader, de Zoon en de Goede Geest
Slotlied za: Van grond en vuur – zo: Wat in stilte bloeit