San Salvatorgemeenschap 10 feb 2016
Aswoensdag
Paasthema: kleur bekennen
Thema: Bezielde stof, vol van Gods’ adem
Voorgangers: Mignon van Bokhoven,
Franneke Hoeks, Gepke Kerssen en Erick Mickers
Openingslied: Dit huis is een huis.
Welkomst en openingswoord
Welkom op deze bijzondere avond.
Het begin van een tijd van bezinning, op weg naar Pasen.
Een moment van inkeer.
Kijkend naar ons mens-zijn.
Ecce homo: zie de mens.
We stellen ons vanavond niet de filosofische vraag: wie ben ik? In dit uur vragen we ons af: wat ben ik? Niet vanuit natuurkundige of scheikundige interesse. De vraag is veeleer van spirituele aard.
Zie hier de mens: Voel en zie hoe je ademt. In en uit. Lucht zijn we. Ademmensen. Doordrongen en omgeven door lucht.
Zie en voel de aarde. Humus. Homo sapiens. Aarde zijn we. Aardemensen. Adamah. Adam.
Zie en voel het vuur. Licht. Gloeiend. Vuur zijn we. Vuurmensen. Vurig. Energiek.
Zie en voel het water. Zuiver. Puur. Uit water komen we. Water zijn we. Watermensen. Majim. Mama’s.
(Jesaja 43,19)
Ik, zegt de Ene.
Ik ben iets nieuws begonnen…
zie je het niet?”
Tot de Ene willen we bidden, die we noemen,
De Vader, de Zoon en de heilige Geest.
Openingsgebed
Jij, Eeuwige, nabije zachtheid,
in al wat leeft en al wat is,
komt jouw beeld aan het licht,
laat jij iets van je zien, wil jij er voor ons zijn.
Uit het zwarte van de aarde,
breng jij kleur naar boven.
Naast het duister van de nacht,
geef jij licht aan de dag.
In de wind die stormt waar hij wil,
leg jij jouw stilte neer.
Door het water dat verwoest en verslindt,
laat jij het leven beginnen.
Gevoed door de aarde,
verwarmd door de zon,
verfrist door de wind,
gezuiverd door het water,
komt ons lichaam, onze ziel en onze geest,
ons hart tot leven, een Gods’ wonder, jouw wonder.
Onze verwondering is onze dank naar Jou.
Lied: Kom mij win ontwapen mij.
Inleidende gedachten
Vanaf het begin is de Ene scheppend aanwezig, de Eeuwige creëert tot in het oneindige. Uit vuur, water, wind en aarde ontstaat een kleurrijke wereld met kleurrijke mensen.
Vandaag bekennen we kleur door te erkennen dat we niet meer zijn dan stof, water, vuur en lucht: “gedenkt o mens dat gij stof zijt en tot stof zult gij wederkeren”.
Dat is wat wij met elkaar willen doorgeven op deze dag.
God is niet alleen een God van mensen,
God is veeleer een God van de schepping.
Nooit kunnen wij uit Gods handen vallen,
niet als stof en niet als mens.
Geborgen en gedragen voor eeuwig.
1ste lezing: naar het boek Genesis (Han van Uden: als het op vieren aankomt)
Toen God de wereld had geschapen zag hij, of zag zij, hoe mooi het allemaal was. Vol kleur en geluid, vol glans en geur en licht, vol leven. En toch miste hij nog iets. Iemand die in de wereld zou kunnen wonen. Iemand, die sprankelend als water, weldadig als de aarde, iemand warm als vuur. En hij, of zij, hurkte aan de oever van een rivier en kneedde van de grijze klei twee poppen, twee mensen. Man en vrouw maakte hij, wondermooi vormde hij ze, lief en sterk, bijna om van te houden. Maar toen hij opstond, bleven ze liggen.
De enige twee dode dingen in heel die levende wereld. Koud en grijs lagen ze op de warme aarde, naast het stromende water, bij het wuivende gras. En hij wilde dat zij leven zouden. Hij knielde bij hen neer, en blies ze, vol liefde, adem in hun neus.
Hij zag hoe ze zijn adem uitademden, hoe ze warm werden en kleur kregen. Er kwam kijken in hun ogen en horen in hun oren, zij stonden op. Er kwam ruiken in hun neus, er kwamen woorden in hun mond, zij voelden elkaars vingers, zij pakten elkaars handen terwijl ze, nog vol van Gods’ adem, het leven inliepen.
Tussenlied: Kom adem ons open.
2de lezing: elk blad ademt de boom tot leven
Het was herfst. Twee blaadjes hingen dicht bijeen in een boom. Één van hen hing amper nog aan een tak, klaar om te vallen. Het andere blaadje zag het en vroeg: ‘ben je niet bang om te vallen?’ ‘Nee’, zei het blad, want in de lente en de zomer heb ik volop geleefd en hard gewerkt om de boom te helpen voeden. Een groot deel van mij is nu in de boom. En ook als ik gevallen ben, blijf ik de boom voeden. Als ik deze tak verlaat en naar de grond dwarrel, dan zal ik naar de boom zwaaien en tegen hem zeggen: Tot ziens’.
Vuur wordt ontstoken door de palmtakjes te verbranden.
Gebed rond de as
Van stof en as zijn we. We zullen wegwaaien, verstuiven naar de vier windstreken.
Klein en nietig. Vergaan zullen we: terugkeren tot de aarde waaruit we zijn gemaakt. Maar tegelijk zijn we van Jouw adem, God, adem na adem.
Leer ons om vanuit de herkenning van onze grenzen gelukkig te leven.
Dat wij ook de grenzen van elkaar aanvaarden.
Dat wij elkaar het leven gunnen en bevorderen.
Maak ons bereid tot delen van tijd en bezit. Richt ons hart op Jou, onze oorsprong en onze bestemming. Stof zijn we en stof worden wij.
Mag water en stof vermengen, vruchtbaar zijn en leven brengen. In Godsnaam +
We nodigen jullie uit om het askruisje te ontvangen, symbool van onze kwetsbaarheid en verbondenheid met al wat is, een zegen op onze weg.
Ontvangen van askruisje
“Mens ben je, bezielde stof; Gods’ wonder!”
Lied: Onhoorbaar, onzichtbaar
Voorbeden
Verwonderd om het leven, dat is en eeuwig blijven zal, willen wij bidden:
Om eenvoud. opdat we de rijkdom van ons leven ervaren.
Om vrede.
Opdat we elke mens in zijn of haar waarden laten.
Leven weet wegen uit de diepte van de dood.
Om daadkracht.
Opdat we zorg dragen voor mens en milieu.
Leven weet wegen uit de diepte van de dood.
Om echtheid.
Opdat we Jou in onszelf en elkaar mogen ontdekken.
Leven weet wegen uit de diepte van de dood.
En samen willen we bidden,
met woorden die Jezus ons heeft gegeven:
Onze Vader
Laatste gedachten
Vasten is een uitgelezen tijd om halt te houden en het dwingend ritme van leven of geleefd worden te breken, om vraagtekens te plaatsen bij wat normale gang van zaken heet.
Uitgelezen tijd om weer op zoek te gaan naar zin en betekenis van ons bezig zijn. Om weer grond te voelen om op te staan en door te gaan, geworteld in het oude visioen dat zo diep in mensen zit; goede schepping, vredevolle wereld, liefdevolle mens.
Uitgelezen tijd om wat meer zicht te krijgen op de weg die wij te gaan hebben, kleur te bekennen en stap voor stap met velen samen die weg ook gaan.
Uitgelezen tijd om echt te leven, misschien ook wel te her-leven naar Pasen toe.
En ook daarna.
Zegenwens
Met de as op ons hoofd, bewust van onze eindigheid en kwetsbaarheid,
maar aangevuurd en voortgestuwd door Gods levensadem,
gaan we deze veertigdagentijd in.
Moge de Eeuwige ons allen nabij zijn,
in het gewone, alledaagse van wat we doen,
in onze zorg voor mensen en aarde,
in onze dromen en idealen,
in ons streven naar een betere wereld hier en overal.
Mogen wij zo een zegen zijn voor iedereen,
in zijn naam:
de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Slotlied: Gekomen uit de nacht