Skip to content Skip to sidebar Skip to footer

San Salvatorgemeenschap 2 – 3 augustus 2014
Thema: Doe maar, mijn zegen heb je
Voorgangers: Corrie Dansen

Openingslied: Zomaar een dak

Welkom en inleiding
Goede morgen, fijn dat we hier bij elkaar zijn. Van dichtbij en van veraf gekomen voor een moment van rust en van bezinning, voor ontmoeting met elkaar en met dat onbenoembare dat we toch telkens weer een naam proberen te geven. Van harte welkom, mede namens Ria van Luijk/Ans Mettes en Maria Claessens/Lex Westerhuis, die in deze viering mee voorgaan. Voor wie hier nog niet zo bekend is, mijn naam is Corrie Dansen. Vandaag luisteren we naar twee lezingen uit de Bijbel die ons iets willen vertellen over dat onbenoembare. Hoe je zo kunt leven dat je leven er rijker van wordt. Over breken en delen, zijn wat niet kan, doen wat ondenkbaar is.
We ontsteken een kaarsje voor degenen die deze week zijn overleden
Laten we stil worden en inkeren in onszelf.

Gebed
Wij bidden Jou, God, om hier Jouw stem te mogen horen
en vanuit het diepste van ons hart te mogen verstaan.
Lied: God, geef de mens woorden van waarde

1e lezing: Nehemia 9:15-20
Wanneer ze honger hadden gaf u hun brood uit de hemel, wanneer ze dorst hadden liet u water voor hen uit een rots stromen. U beval hun het land binnen te gaan en in bezit te nemen, het land dat u hun onder ede had beloofd. Maar onze voorouders hebben zich misdragen; koppig als ze waren luisterden ze niet naar uw geboden. Ze weigerden te luisteren en ze vergaten de wonderen die u voor hen verricht had. Koppig stelden ze een nieuwe leider aan, ze wilden weer slaven worden in Egypte. Maar u bent een God van vergeving, genadig en liefdevol, geduldig en zeer trouw: u verliet hen niet.
Ze tergden u door een stierkalf te gieten en te zeggen: ‘Dit is je god, die je uit Egypte heeft geleid!’ Maar liefdevol als u bent, hebt u hen zelfs toen, daar in de woestijn, niet verlaten. Boven hen stond steeds de wolkkolom om hun bij dag de weg te wijzen, en ’s nachts was er de vuurzuil die de weg verlichtte waarlangs ze moesten gaan. U gaf hun uw goede geest, en zo verkregen ze inzicht; u stilde hun honger met manna, u leste hun dorst met water.
Lied: Hoort hoe God met mensen omgaat

2e lezing: Matteus 14: 13-21
Toen Jezus hiervan hoorde, week hij per boot uit naar een afgelegen plaats waar hij alleen kon zijn. Maar de mensen kwamen het te weten, en vanuit de steden volgden ze hem over land. Toen hij uit de boot stapte en de grote menigte zag, voelde hij medelijden met hen en hij genas hun zieken.
Bij het vallen van de avond kwamen de leerlingen naar hem toe en zeiden: ‘Dit is een afgelegen plaats en het is al laat. Stuur de mensen weg, laat ze naar de dorpen gaan om eten voor zichzelf te kopen.’ Maar Jezus zei: ‘Ze hoeven niet weg, geven jullie hun maar te eten.’ Ze antwoordden hem: ‘We hebben hier niets, alleen vijf broden en twee vissen.’ Hij zei: ‘Breng ze mij.’ En nadat hij de mensen opdracht had gegeven op het gras te gaan zitten, nam hij de vijf broden en de twee vissen, keek omhoog naar de hemel, sprak het zegengebed uit en brak de broden; hij gaf ze aan de leerlingen, en de leerlingen gaven ze door aan de mensen. Iedereen at en werd verzadigd, en toen ze de stukken brood die over waren ophaalden, hadden ze twaalf manden vol. Er hadden ongeveer vijfduizend man gegeten, vrouwen en kinderen niet meegeteld.
acclamatie: Mijn God zijt Gij, U wil ik danken zowaar als ik leef

Overweging
Nehemia, uit de eerste lezing, is ruim vierhonderd jaar voor Christus landvoogd van de Perzische koning. Hij trekt zich het lot aan van zijn volk. Na de terugkeer uit de ballingschap wil hij het weer opbouwen en ook Jerusalem in oude luister herstellen. Soms drijft de situatie van zijn volk en vooral de goddeloosheid die hij aantreft hem tot wanhoop. Zelf heeft hij een doorleefde ervaring van Gods aanwezigheid, zijn naam betekent immers “God heeft getroost”. En in de lezing van vandaag schetst hij God als degene die je nooit in de steek zal laten, ongeacht wat je doet. De weg die hij kiest om zijn volk weer een eigen identiteit te geven en tot God te brengen is die van de wet. Hij roept het volk op zich aan de wetten en voorschriften te houden. En hij gaat daarin ver. Zo ver dat hij opdracht geeft alle verbintenissen die zijn ontstaan tussen Joden en niet-Joden te ontbinden. Zijn oprechte zorg voor zijn mensen verwordt zo tot uitsluiting van wie anders zijn. De wet wordt heilig verklaard in plaats van een instrument te zijn dat mensen ondersteunt in vreedzaam en rechtvaardig samenleven. Dit verhaal stelt ons de vraag hoe wij omgaan met mensen die anders zijn. Waaraan ontlenen wij onze identiteit? Wie mogen er bij ons horen en wie niet? Waar trekken we een streep? Bij 250 Syrische vluchtelingen? Bij strakke grenzen aan het kinderpardon? Tot hoever loopt ‘wij’, waar begint ‘zij’?
In de tweede lezing heeft Jezus net gehoord van de moord op Johannes de Doper. Hij is geschokt, verdrietig en voelt zich bedreigd. Wat Johannes is overkomen kan ook hem overkomen. Hij zoekt een plaats om alleen te zijn, hij heeft zijn handen vol aan zichzelf. Maar de mensen die over hem gehoord hebben en die weten dat hij in de buurt is laten hem niet met rust. Ze zoeken en ze vinden hem. En Jezus raakt tot in het diepst van zijn ziel getroffen door hun onmacht en armoede en ondanks zijn eigen sores wil hij er voor hen zijn. Zijn leerlingen ervaren het anders. Zij zijn praktisch ingesteld: het wordt etenstijd, laten die mensen maar aan brood komen in de dorpen hier in de omgeving. Bovendien heeft onze heer genoeg te verstouwen, hij verdient het nu wel om met rust gelaten te worden. En wij hebben zelf ook een lange dag achter de rug, het is wel genoeg geweest voor vandaag. Maar Jezus gaat er niet in mee, hij speelt de bal terug naar zijn leerlingen en draagt zijn zorg over: geven jullie hun maar te eten. En dan voltrekt zich het wonder: de vijf broden en twee vissen die de leerlingen bij zich hebben blijken genoeg voor meer dan tienduizend mensen. Er blijft zelfs over: twaalf manden vol, genoeg voor de hele mensheid. Dit gebeurt niet zomaar. Wat er aan vooraf gaat is dat Jezus het brood en de vissen nam, omhoog keek naar de hemel, het zegengebed uitsprak en de broden brak. De leerlingen reiken uit wat zij te bieden hebben aan alle mensen die er zijn. Het zegenen, breken en delen gebeurt hier zoals later bij het Laatste Avondmaal. Het ontroerde me dat te ontdekken, vooral omdat het nu gebeurt in een situatie met zoveel mensen die in nood verkeren en die voedsel nodig hebben. Het verhaal maakt duidelijk hoe de leerlingen, dat wil zeggen hoe wij nodig zijn om elkaar tot voedsel te dienen. Dit verhaal over de wonderbare broodvermenigvuldiging is het enige wonderverhaal dat door alle vier de evangelisten beschreven is. Voor mij zegt dat hoe belangrijk het is wat hier gebeurt: als je deelt van wat je hebt, kun je elkaar tot voedsel zijn. Maar je hoeft het niet alleen te doen. Met élkaar verzamelden de leerlingen wat zij aan voorraad hadden. En Jezus sprak zijn zegengebed uit: in het herkennen van elkaars nood en elkaar samen geven wat je te geven hebt ontstaat iets moois, iets vruchtbaars. Doe maar, geef maar, mijn zegen heb je. Niet de wet is daarin bepalend. Bepalend is dat we geraakt worden tot in het diepst van onze ziel, en dat we vandaaruit geven wat we te bieden hebben. Maar soms heb je geen zin meer om te geven, vind je dat je wel genoeg gedaan hebt. Ben je aan het eind van je uithoudingsvermogen. Of denk je “waarom zou ik het moeten zijn, er zijn toch ook anderen?” En toch is daar het appel van die ander. Hoor je de stem van Jezus die zegt “geven jullie hun te eten”. Dan is het goed te ervaren dat je niet alleen bent, dat je het niet alleen hoeft te doen, dat niemand het alleen hoeft te doen. Dan ontstaat er een prachtige respectvolle dag van nationale rouw, dan vind je steun als je voor een ziek familielid moet zorgen en aangeeft dat je het niet meer trekt, dan genieten zowel bezoeker als eenzame bezochte van het bezoek, dan ontstaat een actie voor Brandon die moet blijven. Telkens voltrekt zich dan weer dat wonder.
Dan is er vast voor meer dan 250 Syrische vluchtelingen plaats in Nederland, dan wordt het kinderpardon ruimhartig geïnterpreteerd. Het is de mogelijkheid van zo’n wonder dat ons hoop en vertrouwen geeft. Telkens weer.
Onze Vader
Geloofslied: Wie ten einde toe

De tafel wordt klaargemaakt en er wordt gecollecteerd
muzikaal intermezzo

Voorbeden
Laten we bidden voor regeringsleiders en rebellen.
Dat rechtvaardigheid en medemenselijkheid toetsstenen zijn voor hun handelen.

Heer, ontferm U

Laten we bidden voor onze gemeenschap.
Dat we open staan voor elkaar en de wereld om ons heen niet buitensluiten.
Dat we de kracht van het ‘samen’ mogen herkennen en gebruiken.

Heer, ontferm U

Laten we bidden voor onszelf.
Dat we ons verbinden met anderen en steun zoeken waar wij dat nodig hebben.

Heer, ontferm U

Laten we bidden voor ieder die ziek is,
voor de intenties hier in ons boek,
voor wat er leeft in ons hart en
voor de mensen die gestorven zijn en die we vandaag in het bijzonder willen gedenken.
We ontsteken een lichtje

Heer, ontferm U

Tafelgebed
Jij die God bent, een zachte kracht alom aanwezig,
wij danken Jou voor de wereld waarop wij wonen,
deze aarde met alles wat er leeft en groeit.
Jij die God bent, vader en moeder tegelijk
die ons wil ontvangen om wie wij zijn,
die ons roept, groot en klein, om goed te zijn,
om brood te delen,die ons oproept
te blijven werken aan de vrede,die ons vraagt om trouw te zijn
aan de goddelijke liefde in ons.

Wij danken Jou voor Jezus, die mooie mens uit Nazareth,
die lang geleden heeft gezegd:Maak je geen zorgen,
elke dag heeft genoeg aan zichzelf.

En wat Hij altijd deed, deed Hij ook de laatste avond.
Hij ging met zijn vrienden aan tafel.
Hij nam het brood, brak het, deelde het uit en zei:
Weet jij hoe je gelukkig kunt leven?
Als je het brood van iedere dag niet allèèn eet
maar breekt en deelt met elkaar.
Zo heb ik het ook gedaan toen ik bij jullie was.

Daarna nam hij de beker en zei:Drink uit deze beker
als ik er niet meer ben,Vertel elkaar wat echt belangrijk is:
deel vreugde en verdriet en als het aan jullie ligt
wees bevriend met iedereen.

Daags daarna is Jezus gestorven,
maar niet voorgoedHij leeft nog temidden van ons
en gaat met ons mee naar een betere wereld.
Hij zegt: vier samen dat je bij elkaar hoort
dat je niet alleen op de wereld bent.
Weet dat je elkaar kunt inspireren
om te worden wie je echt wilt zijn.
Kijk maar goed:overal in de wereld waar mensen
elkaar ontvangen en ontmoeten,samen het leven delen,
daar gebeurt het.

In zijn Geest zijn wij onderweg,
met zijn woorden willen wij bidden,
woorden van vrede, woorden van toekomst.

Onze Vader die in de hemel zijt Uw naam worde geheiligd
Uw rijk komen Uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel
Geef ons heden ons dagelijks brood
En vergeef ons onze schuld, zoals wij ook aan anderen hun schuld vergeven.
En leid ons niet in bekoring, maar verlos ons van het kwade.
Want van U is het koninkrijk, en de kracht en de heerlijkheid,
In eeuwigheid,  Amen

Vredeswens
Vrede begint bij het zien van de ander, bij de herkenning dat de ander mens is zoals jij.
“Hé, ben jij er ook zo eentje? “
Laten we elkaar zo vrede wensen.
Vredeslied: Waar vriendschap heerst

Uitnodiging aan de tafel van brood en wijn:
Jezus blijft ons uitnodigen om te delen van wat we hebben en te ervaren wat voor moois er tot stand komt als je dat doet, als je het samen doet. Die uitnodiging geldt voor ieder van ons. Ieder van harte welkom om te delen van het brood en de wijn.

Communielied: Eet en drinkt van brood en wijn

Afsluiting tafelgedeelte
Waar je stappen zet, ontstaat grond.
Waar je samen stappen zet, ontstaat begaanbare grond.
Die grond zal je dragen.Je kunt dan op weg gaan,
Zoekend zullen je voeten je richting bepalen.

Door je goed gevulde rugzak hoef je niet bang te zijn
voor moeilijk begaanbaar terrein.
Het droge zal zichtbaar worden.
Door je samenspraak met de anderen hoef je niet bang te zijn.
Op je eigen manier zul je je plek vinden waar het licht wordt geboren
en waar de aarde zich heeft getooid met jong groen gras.
(Begaanbare Grond – Ellen van Dam)

Slotgedachte
Bij de voorbereiding voor deze viering kwam ik op internet een schoolwerkstuk van een derdejaars vwo-leerling tegen over de wonderen van Jezus. De conclusie van het werkstuk vind ik zo mooi verwoord, die wil ik graag voorlezen als slotgedachte:

“Ik denk dat de wonderen misschien wel allemaal verzonnen zijn en dat ze alleen een betekenis hebben. Mensen zouden dan na gaan denken over wat het verhaal betekent en dat is natuurlijk veel interessanter dan alleen te zeggen: wees goed voor je medemens. Dat houdt mensen voor altijd bezig met die verstopte boodschap.
Stel je voor dat de bijbel zou bestaan uit honderden regels die je allemaal op moest volgen. Niemand zou de bijbel dan nog lezen of interessant vinden, denk je niet? “

Zegenwens
Laten we naar huis gaan met de zegen van elkaar
en met de zegen van die wij noemen Vader, Zoon en Goede Geest.

Slotlied: Uit vuur en ijzer

Plaats een reactie