San Salvatorgemeenschap 15 en 16 okt 2016
Thema: Ga maar, dan ga ik met je mee
Voorganger: Corrie Dansen
Muzikale ondersteuning: de Cantorij
Openingslied za: De vreugde voert ons
-zo: Dat woord waarin ons richting
Welkom
Lieve mensen, van harte welkom in deze viering in het vijfde weekend van de herfst. Welkom, vanwaar ook gekomen, welkom als dit je eerste bezoek aan de viering hier in Cello is, welkom als we elkaar al veel vaker hier mochten ontmoeten. Vandaag laten we ons inspireren door iemand die de afgelopen weken al meer met ons meegelopen is, Jacob. Opnieuw met het verhaal over zijn gevecht met een onbekende (Soms biedt een misverstand over de roostering zo’n kans). En we luisteren naar Jezus’ verhaal over een vasthoudende weduwe. Ook de kinderen komen vandaag samen, hiernaast in de kinderkerk. Franneke, wat gaan jullie doen? Waar gaan jullie het over hebben?
Gebed
Jij, onnoembare, die in zoveel verschillende ervaringen tot ons komt, mogen wij ons openstellen voor Jou. Mogen we ervaren hoe jouw levende stroom, jouw levenskracht, jouw helpende hand ons adem geeft.
Acclamatie za: Dat wij volstromen – zo: Strek naar mij uit uw gedachten
Inleiding bij de lezingen
In het eerste verhaal staat Jacob op het punt de oversteek te maken, over de rivier terug naar het land waar hij vandaan komt, de ontmoeting met zijn broer tegemoet. In het tweede verhaal vertelt Jezus over een weduwe die haar recht wil halen.
Eerste lezing: Genesis 32, 23 – 32
Het was nog nacht toen Jacob opstond en de Jabbok overstak op een doorwaadbare plaats, samen met zijn beide vrouwen, zijn twee bijvrouwen en zijn elf kinderen. Nadat hij hen over de rivier had geholpen bracht hij ook al zijn bezittingen naar de overkant. Maar zelf bleef hij achter, helemaal alleen, en er worstelde iemand met hem tot de dag aanbrak. Toen de ander zag dat hij het niet van hem kon winnen, raakte hij Jacobs heup aan, en daardoor raakte Jacobs heup tijdens de worsteling ontwricht. Toen zei de ander:’ Laat mij gaan, het wordt al dag.’ Maar Jacob zei: ‘Ik laat u niet gaan tenzij u mij zegent. De ander vroeg: ‘Hoe luidt je naam?’ ‘Jacob,’ antwoordde hij.
Daarop zei hij: ‘Voortaan zal je naam niet Jacob zijn maar Israël, want je hebt met God en mensen gestreden en gewonnen.’ Jacob vroeg: ‘Zeg me toch hoe u heet.’ Maar hij kreeg ten antwoord: ‘Waarom vraag je naar mijn naam?’ Toen zegende die ander hem daar. Jacob noemde die plaats Peniël, ’ want,’ zei hij, ‘ik heb oog in oog gestaan met God en ben toch in leven gebleven.’ Zodra hij bij Peniël was overgestoken, zag hij de zon opkomen. Jacob liep mank.
Lied za: De Heer is mij tot hulp en sterkte – zo: Houd mij in leven
Tweede lezing: Lucas 18, 1-8
Hij vertelde hun een gelijkenis over de noodzaak om altijd te bidden en niet op te geven: ‘Er was eens een rechter in een stad die geen ontzag had voor God en zich niets aan de mensen gelegen liet liggen. Er woonde ook een weduwe in die stad, die steeds weer naar hem toe ging met het verzoek: Doe mij recht in het geschil met mijn tegenstander. een conflict tussen haar en haar tegenpartij. Maar lange tijd wilde hij dat niet doen. Tenslotte zei hij bij zichzelf: Ook al heb ik geen ontzag voor God en laat ik mij aan de mensen niets gelegen liggen, toch zal ik die weduwe recht verschaffen omdat ze me last bezorgt. Anders blijft ze eindeloos bij me komen en vliegt ze me nog aan. Toen zei de heer: Luister naar wat deze rechter zegt, al minacht hij ook het recht. Zal God dan niet zeker recht verschaffen aan zijn uitverkorenen die dag en nacht tot hem roepen? Of laat hij hen wachten? Ik zeg jullie dat hij hun spoedig recht zal verschaffen. Maar als de Mensenzoon komt, zal hij dan geloof vinden op aarde?
Acclamatie za: Het woord dat ik jou geef – zo: Gij die het sprakeloze bidden hoort
Overweging
Hoe kunnen we ons herkennen in de verhalen van vandaag?
Welke ervaringen verbeelden ze waarvan we kunnen zeggen: ja, dat gaat ook over mij?
Het verhaal van Jacob spreekt meteen tot mijn verbeelding, is herkenbaar. Het speelt zich af in een dramatische setting. Het is nacht, hij is alleen en hij heeft er zelf voor gekozen. Het is alsof hij aarzelt, het is alsof hij weerstand voelt, de stap naar de overkant niet definitief durft te zetten. Misschien voelt het alsof hij daar nog niet aan toe is, misschien voelt het alsof hij daartoe niet gerechtigd is. Wat zou zijn weerstand kunnen zijn? Ik vermoed dat we allemaal herkennen dat bij uitstek ’s nachts je demonen je in alle hevigheid kunnen bezoeken. Jacobs demonen zijn vertegenwoordigt in die ene geheimzinnige man die met hem vecht: het is zijn vader, die hij bedroog toen die ziek en kwetsbaar geen partij meer voor hem was, het is zijn broer die hij zijn recht ontnam, die hij nu gaat ontmoeten en die altijd zoveel groter en sterker was dan hij, het is zijn schoonvader aan wie hij met een smoes ontkwam, maar vooral is hij het zelf, omdat hij telkens, telkens weer niet in staat was erop te vertrouwen dat het goed zou komen met zijn leven, dat het goed wás met zijn leven, dat hij niet hoefde ingrijpen, dat hij niet voor God hoefde spelen. Het is de angst er niet toe te doen, die hem bij de keel grijpt. En zo, in de eenzaamheid van de nacht, wordt Jacob – misschien voor het eerst – echt geraakt door wat er met die anderen en hemzelf is gebeurd. Jacob komt in beweging, ziet zijn leven onder ogen en vecht met alles wat hij in zich heeft om er te mogen zijn. Het gaat er hard aan toe en hij komt getekend uit de strijd, als om hem eraan te herinneren wat hij veroverd heeft: het diep van binnen weten dat hij in vertrouwen verder mag met zijn leven, mét alles wat hij in het verleden aan schaamtevols heeft gedaan. Jacob ervaart deze nacht als een bevrijding, als een ontmoeting met God. En zo is daar een herboren mens, een nieuw mens met een nieuwe naam. De bedrieger heeft plaats gemaakt voor man van God. God die met hem mee ging toen hij in beweging kwam.
Het verhaal van de weduwe en de ondeugdelijke rechter is ook een verhaal van in beweging komen. Of anders gezegd, een verhaal van vertrouwen. De weduwe laat zich niet uit het veld slaan door de weigerachtigheid van de rechter, ze blijft hem bestoken en aanspreken, ze houdt hoop op een goede uitkomst, gevoed door haar weten in haar recht te staan. En de rechter gaat overstag, tegen zoveel voortvarendheid en vastbeslotenheid kan hij niet op, ook al is het uit angst voor gezichtsverlies, niet uit overtuiging. De weduwe kwam in beweging, ondanks alle verschillen in positie die er tussen haar en de rechter bestonden: hij man en rechter, zij vrouw en weduwe, hij onafhankelijk, zij afhankelijk. En toch, het belemmert haar niet in haar vertrouwen op een goede afloop, ze geeft niet op, gelooft in haar recht. Het verhaal doet me denken aan de Zwarte Piet-discussie. Wat de uitkomst ook mag zijn, de mensen die in onze witte samenleving pijn ervaren aan de stereotypering van gekleurde mensen zijn begonnen van hun pijn te getuigen en blijven ermee door gaan tot zij ervaren echt gehoord te worden. Tot zover voel ik me geïnspireerd door het verhaal. Lastig wordt het voor me als er staat: “Zal God dan niet zeker recht verschaffen aan zijn uitverkorenen die dag en nacht tot hem roepen? Of laat hij hen wachten? “ Hoeveel mensen voelen zich door God niet verlaten, ook al roepen zij nog zo hard tot hem?” Ik zie in plaats van die weduwe de vluchtelingen uit Syrië voor me, Bana en Fatemah in Aleppo die iedere dag de wereld laten weten dat oorlog en kinderen niet samengaan, de christelijke jongens uit Afghanistan die Nederland uit moeten terug naar hun land van herkomst. En ik zie de mensen in mijn omgeving die het hard te halen hebben. Als ik zó naar dit verhaal kijk, dan wordt het een appel op mij, op ons allen om niet immuun te worden voor de verzoeken om recht, om aandacht, om wezenlijke belangstelling, die op ons afkomen. Een appél om niet af te stompen, niet cynisch of moedeloos te worden, maar geraakt te blijven worden en in beweging te komen. Ik las van de week over Abdelkarim El-Fassi, die Het minder minder kinderboek heeft geschreven over de invloed van racistisch taalgebruik, een boek bedoeld om de samenleving iets mooier te maken. Binnen een paar dagen tijd is zijn boek al in honderden klassen besproken en heeft hij duizenden aanvragen voor een exemplaar. De discussie waar het hem om te doen is, is volop op gang gekomen. Maar soms, ondanks inspirerende voorbeelden, lukt het ons niet, en worden we cynisch of moedeloos, voelen we ons overvraagd, stompen we af. We hebben het gevoel dat onze inbreng er niet toe doet, “het haalt toch niets uit”. Als dat zo is, mogen we zelf de weduwe zijn, met onze vraag om aandacht voor wat ons in de weg zit. Dan mogen we erop vertrouwen dat we gehoor vinden. Dan mogen we erop vertrouwen dat we in beweging kunnen komen op een manier die onze oprechte inzet vraagt en die onze draagkracht niet te boven gaat. Dan kunnen we ons laten raken en in beweging komen, dan kunnen we erop vertrouwen dat er iets moois kan groeien, hoe klein het ook is. Iets moois dat groter is dan onszelf. Ga maar, dan ga ik met je mee.
Geloofslied za: Twee handen schoon gebleven – zo: Ik zal in mijn huis niet wonen
De tafel wordt klaargemaakt en er wordt gecollecteerd
Voorbeden
Laten we bidden dat we vanuit bevrijding mogen leven.
Dat we in vertrouwen onze weg gaan.
Keer u om naar ons toe
Laten we bidden dat we geraakt blijven worden door onrecht,
dichtbij en verder weg. Dat we niet cynisch of moedeloos worden
en blijven zoeken naar mogelijkheden, hoe klein ook.
Keer u om naar ons toe
Laten we bidden dat we elkaar ondersteunen, samen zoeken
naar bijdragen om de wereld een beetje mooier te maken.
Keer u om naar ons toe
Laten we bidden voor alles wat er leeft in ons hart, voor alles wat is toevertrouwd aan ons intentieboek, voor de mensen die ziek zijn, voor hen die ons ontvallen zijn. We noemen …….
Keer u om naar ons toe
Tafelgebed
Wij prijzen Jou, God,
levende stroom die ons leven doet.
Jij bent de bron van al wat leeft.
Onze Vader, onze Moeder ben Je.
Wij danken Je, God
om het vertrouwen dat Je aan ons schenkt,
jouw trouw waarop wij kunnen bouwen.
Ieder van ons is Jou oneindig lief.
Ook denken wij aan Jouw beeld ten voeten uit,
Jezus van Nazareth, levensboom en levend water
waarmee wij ons verbonden voelen
als ranken aan de wijnstok, als bladeren van een boom.
Als wij zijn wegen gaan geef Jij ons levenskracht
om mens te worden naar Jouw beeld
en kunnen ook wij liefde geven
als uit een bron van stromend water die nooit opdroogt.
Zijn woord en daad werd levend water
bron van overvloed aan moed en geloof.
Een onbekend land van vertrouwen
bloeit er van open: mensen vinden elkaar
zingen elkaar een nieuwe toekomst tegemoet.
Zij delen er brood en wijn en meer dan dat.
Zo was zijn gebaar, toen hij op die laatste avond
brood nam, het brak en aan zijn vrienden uitdeelde
met de woorden: Neemt en eet:
zo blijf ik onder jullie als gebroken brood
dat wordt gedeeld tot geluk van jou en jou en jou.
Ook de beker liet hij rondgaan en zei:
Dit is mijn bloedeigen leven.
Blijft met mij en met elkaar verbonden
om samen een nieuw begin te maken.
Zo gedenken wij zijn dood en opstaan
als de levende in ons midden overal
en elke keer waar twee of drie in zijn naam bijeen zijn
en hun leven willen delen in verbondenheid met hem,
gedenken wij Jou, de grond onder onze voeten.
Gezegend en geloofd, Jij goede Geest
die nieuwe geschiedenis schrijft met andere namen,
die mensen samenbrengt en bezielt
om het risico aan te durven van de grote tocht naar morgen.
Maak ons standvastig, trouw aan elkaar,
vol zorg dat niemand achterblijft.
Maak ons vrolijk en eensgezind
sterk als bomen die weer en wind doorstaan.
Op Jouw adem zingen wij het levenslied
van mond tot mond, van hart tot hart
Op jouw adem bidden wij het gebed dat ons is gegeven:
Onze Vader
Vredewens
Vrede begint dichtbij, bij elkaar zien en erkennen.
Laten we elkaar zo een hand geven en vrede toewensen.
Vredeslied za: Komen ooit voeten gevleugeld -zo: Gij komt tot ons waar niet verwacht
Uitnodiging aan tafel
In het breken van het brood en het drinken van de wijn laten we weten dat we ons leven willen delen met elkaar, samen op weg willen gaan om de wereld een beetje mooier te maken. Iedereen hoort daarbij, niemand uitgezonderd. Weet je welkom.
Communielied za: Hij brak het brood – zo: Kom in mij
Afsluiting tafelgedeelte in stilte
Goed om te weten
Slotgedachte en zegen
Een deel uit een heel oud pelgrimslied, een lied van vertrouwen, Psalm 121:
De Heer beschermt je.
Hij gaat met je mee,
bij hem ben je veilig.
Er overkomt je geen kwaad,
niet overdag en niet in de nacht.
De Heer zal je steeds beschermen,
het kwaad zal je niet raken.
De Heer beschermt je,
overal, waar je ook gaat, je leven lang.
Laten we zo weg gaan van hier, vol vertrouwen op pad, de nieuwe week tegemoet.
Vragen we daartoe de zegen van elkaar
en van hem die wij noemen
Vader, Zoon en Goede Geest
Slotlied za: Ga dan die hier bent – zo: In het laatste van de dag