San Salvatorgemeenschap 15 april 2017
Thema: Goede Vrijdag – Als er niets te kiezen valt
Voorganger: Pastoraatsteam
Muzikale ondersteuning: Melodiek
Vooraf
We zijn hier, op deze plek, dit uur. Fijn dat u er bent. Fijn dat we hier samen mogen zijn.
In onze mond nog de smaak van brood dat rondging en wijn die we deelden. Gisteren was er nog keuze. Er leek nog zoveel mogelijk. Slechts een paar uur later en alles is anders.
Uitzichtloosheid. Radeloosheid. Niets meer te kiezen. Kennen we dat gevoel, in meer of mindere mate niet allemaal in meer of mindere mate. Uitzichtloosheid. Mensen In oorlogsgebieden. Op de vlucht. Droogte. Verslaving, gekwetst, eenzaam.
Niets te kiezen. Wordt het dan puur en alleen een kwestie van volhouden? Of mogen, durven we blijven hopen… ook als er niets te kiezen valt. Die weg van volhouden tegen beter weten in, gaan we vandaag. We trekken door de ruimte waar niets te kiezen valt of niets te kiezen lijkt Maar hoe doe je dat? We laten ons op onze weg inspireren door de woorden van Johannes. Zijn woorden vertellen het verhaal van een man die tot het uiterste ging, voor zijn vrienden. Een man die koos, ook toen er niets te kiezen viel. De woorden van Johannes wisselen we af met liederen, gedichten en teksten die op hun beurt ook een stukje van die verhaal vertellen. Het verhaal van kiezen als er niets te kiezen valt. Laat het maar even stil zijn. Hier en nu.
Gebed
Eeuwige, wees bij ons op de momenten
dat er niets te kiezen valt.
Houdt het uit met ons
als wij niet meer kunnen zien
niet meer kunnen horen.
Voedt ons vertrouwen dat jij er bent
en zijn zult, altijd en overal.
Acclamatie: Gij die uw naam hebt uitgroepen
Gegevenheid
Na dit gebed vertrok Jezus met zijn leerlingen naar de overkant van de Kedronbeek. Daar lag een tuin, waar Hij met zijn leerlingen binnenging. Ook Judas, die Hem ging overleveren, kende de plaats, want Jezus was er vaak met zijn leerlingen samengekomen. Zo kwam Judas erheen met de cohort en een aantal gerechtsdienaren van de hogepriesters en farizeeën, voorzien van fakkels, lantaarns en wapens.
Jezus, die alles wist wat Hem zou overkomen, trad naar voren en vroeg: ‘Wie zoekt u?’ Ze antwoordden: ‘Jezus, de Nazareeër.’ ‘Ik ben het’, zei Hij, terwijl Judas, die Hem overleverde, erbij stond. Nauwelijks had Hij gezegd: ‘Ik ben het’, of ze deinsden achteruit en vielen op de grond. Nogmaals stelde Hij hun de vraag: ‘Wie zoekt u?’ ‘Jezus, de Nazareeër’, zeiden ze. Jezus antwoordde: ‘Ik zei u al: Ik ben het. Als Ik de man ben die u zoekt, laat hen dan gaan.’
Ik ben het.
Onverhuld.
Open en bloot
sta ik hier
tegenover
wapentuig
en beschuldiging.
Overgeleverd.
Wat moet dat moet.
Ik ben het.
Laat hen dan gaan.
Woede
Daarop trok Simon Petrus het zwaard dat hij bij zich had, raakte de knecht van de hogepriester en sloeg hem het rechteroor af. De knecht heette Malchus. Maar Jezus zei tegen Petrus: ‘Steek dat zwaard in de schede. Zou Ik de beker niet drinken die de Vader Mij gegeven heeft?’ Toen grepen de cohort met haar tribunus en de Joodse gerechtsdienaren Jezus vast en boeiden Hem.
Kiezen als er niets te kiezen valt. We lezen vanavond een tekst uit een Jihad van Liefde van Mohamme El Bachiri. Deze man verloor vorig jaar zijn vrouw bij de aanslaten in Molenbeek. Een situatie waarin niets te kiezen viel. En toch. Hij schreef een boekje over de liefde. Over kiezen tegen woede en haat.
“Baden in liefde, drijven op de rivier van het leve: niets rechtvaardigt haat,niets zal tot haat leiden. Zelfs de zwaarste beproevingen en de grootste teleurstellingen zullen ons niet doen zwichten voor een taal of een ideologie die oproept tot haat.
Laten we verdergaan vanuit het hart en de rede met een overtuiging, of die nu religieus is of niet. Laten we de liefde aanboren, die onuitputtelijke grondstof, die uit het hart komt en niet uit de bodem.”
Ontkenning
Nu waren Simon Petrus en nog een andere leerling Jezus gevolgd. Deze leerling was een kennis van de hogepriester en ging tegelijk met Jezus het paleis van de hogepriester binnen. Petrus was buiten aan de poort blijven staan; daarom ging de andere leerling, de kennis van de hogepriester, met de portierster praten en bracht toen Petrus naar binnen. Het meisje aan de poort zei tegen Petrus: ‘Bent u ook niet een van de leerlingen van die man?’ – ‘Ik? Welnee!’ zei hij. Terwijl Simon Petrus zich stond te warmen, vroeg men hem: ‘Bent u soms ook een van zijn leerlingen?’ Hij ontkende het: ‘Ik? Welnee!’ zei hij. Toen zei een van de knechten van de hogepriester, een bloedverwant van de man bij wie Petrus een oor had afgeslagen: ‘Ik heb u toch bij Hem in de tuin gezien?’ Opnieuw ontkende Petrus het, en op hetzelfde ogenblik kraaide er een haan.
Lied Doe mij gaan op uw weg,
Openlijk
De hogepriester ondervroeg Jezus over zijn leerlingen en zijn leer. Jezus antwoordde hem: ‘Ik heb openlijk, voor de hele wereld, gezegd wat Ik te zeggen had; Ik heb altijd onderricht gegeven waar alle Joden samenkomen: in een synagoge of in de tempel; nooit had Ik iets in het geheim te zeggen. Waarom ondervraagt u Mij? Ondervraag degenen die gehoord hebben wat Ik te zeggen had: die weten heel goed wat Ik gezegd heb.’
Op dit woord gaf een van de dienaren, die erbij stond, Jezus een klap in het gezicht en zei: ‘Is dat de manier waarop je de hogepriester antwoord geeft?’ Waarop Jezus zei: ‘Als Ik iets verkeerd gezegd heb, toon dan aan wat er verkeerd aan was; maar als het ter zake was, waarom slaat u Me dan?’ Toen stuurde Annas Hem geboeid naar de hogepriester Kajafas.
De meester zei; ‘Het woord
is meestal overbodig.
Vraag voor je spreekt eerst:
Is het nodig, is het waar.
En kan ik het in liefde zeggen?
Anders zwijg je maar beter
(van Hein Stufkens)
Aangeklaagd
Men bracht Jezus toen van Kajafas naar het pretorium. Het was vroeg in de ochtend. De Joden gingen het pretorium niet binnen, om geen onreinheid op te lopen en het paaslam te kunnen eten.
Daarom kwam Pilatus naar buiten en vroeg: ‘Welke aanklacht brengt u tegen deze man in?’ Ze gaven hem ten antwoord: ‘Als Hij geen misdadiger was, zouden we Hem niet aan u hebben overgeleverd!’ Daarop zei Pilatus: ‘Dan moet u Hem zelf maar volgens uw wet berechten.’ De Joden antwoordden: ‘Wij hebben het recht niet om iemand ter dood te brengen.’ Zo zou het woord van Jezus in vervulling gaan waarmee Hij had aangekondigd op welke manier Hij zou sterven. Toen ging Pilatus het pretorium weer binnen en riep Jezus bij zich. ‘Bent U de koning van de Joden?’ vroeg hij. Jezus antwoordde: ‘Bent u daar zelf op gekomen of hebben anderen u over Mij verteld?’ ‘Ben ik soms een Jood?’ zei Pilatus. ‘Uw eigen volk, uw hogepriesters, hebben U aan mij overgeleverd. Wat hebt U gedaan?’ Jezus antwoordde: ‘Mijn koningschap is niet van deze wereld. Als mijn koningschap van deze wereld was, zouden mijn dienaars er wel voor gevochten hebben dat Ik niet aan de Joden werd overgeleverd. Mijn koningschap is echter niet van deze wereld.’
Lied: Doe mij gaan op uw weg,
Waarheid
‘U bent dus toch koning?’ zei Pilatus. ‘Ja’, zei Jezus, ‘Ik ben koning: met geen andere bestemming ben Ik geboren en in de wereld gekomen dan om te getuigen van de waarheid. Iedereen die uit de waarheid is, luistert naar mijn stem.’ ‘Waarheid?’ zei Pilatus. ‘Wat is waarheid?’ Na deze woorden kwam hij weer naar buiten en zei tegen de Joden: ‘Ik acht Hem volstrekt onschuldig. Maar u bent gewend dat ik ter gelegenheid van het paasfeest iemand vrijlaat. Zal Ik dus de koning van de Joden vrijlaten?’ ‘Nee, Hem niet,’ riepen ze terug, ‘maar Barabbas!’ Barabbas was een bandiet.
Geen middenweg.
Het een of en ander.
Kies maar.
het is aan jullie.
Kies.
De een of de ander.
Maar. . . . Kies!
Bespot
Pilatus gelastte toen Jezus te geselen. De soldaten vlochten een krans van doorns, zetten die op zijn hoofd en wierpen Hem een purperrode mantel om de schouders. Daarna kwamen ze om de beurt naar Hem toe en zeiden: ‘Gegroet, koning van de Joden!’ En ze gaven Hem klappen in het gezicht. Pilatus kwam weer naar buiten en zei: ‘Luister, ik laat Hem naar buiten brengen om u duidelijk te maken dat ik Hem volstrekt onschuldig acht.’ Jezus kwam dus naar buiten, met zijn doornenkrans en zijn purperrode mantel. ‘Hier is Hij dan – de mens’, zei Pilatus.
Lied: Doe mij gaan op uw weg,
Iets van fatsoen
Zodra ze Hem zagen begonnen de hogepriesters en hun dienaren te schreeuwen: ‘Kruisigen, kruisigen!’ Waarop Pilatus zei: ‘Dan moet u Hem zelf maar kruisigen; ik acht Hem onschuldig.’ De Joden antwoordden: ‘Wij houden ons aan de wet, die zegt dat Hij ter dood gebracht moet worden omdat Hij zich voor Zoon van God uitgeeft.’ Toen Pilatus dat hoorde, werd hij pas echt ongerust. Hij ging het pretorium weer binnen en stelde Jezus de vraag: ‘Waar komt U vandaan?’ Maar Jezus gaf geen antwoord. ‘U spreekt niet tegen Mij?’ zei Pilatus. ‘U weet toch dat ik de macht heb om U vrij te laten, maar ook de macht om U te laten kruisigen?’ Jezus antwoordde: ‘U zou over Mij geen enkele macht hebben als u dit niet door de hemel vergund was. De zwaarste schuld ligt dan ook bij hem die Mij aan u heeft overgeleverd.’
Wonderlijk die Pilatus
Hij heeft wel door
dat niet klopt
wat ze zeggen
over hem
deze man
deze mens
Hij probeert.
hij wikt. Hij weegt.
Hij zoekt een uitweg.
maar zit gevangen
in het gekonkel.
Het kan niet anders
Het moet zo zijn.
Beschuldigd
Toen begon Pilatus alles in het werk te stellen om Hem vrij te laten. Maar de Joden schreeuwden: ‘Als u zo iemand vrijlaat, verliest u de gunst van de keizer. Wie zichzelf tot koning maakt, komt in verzet tegen de keizer.’ Toen Pilatus hen zo hoorde spreken, liet hij Jezus naar buiten brengen en plaatsnemen op een verhoging, het zogeheten Plaveisel, in het Hebreeuws Gabbata. Het was de voorbereidingsdag voor Pasen, ongeveer het zesde uur. Toen zei Pilatus tegen de Joden: ‘Hier is Hij dan – uw koning.’ Maar ze schreeuwden: ‘Weg, weg met Hem! Aan het kruis met Hem!’ ‘Zal ik dan uw koning kruisigen?’ vroeg Pilatus. Maar de hogepriesters antwoordden: ‘We hebben geen koning, we hebben alleen de keizer!’ Toen leverde hij Hem aan hen over om gekruisigd te worden.
Lied Doe mij gaan op uw weg,
Gekruisigd
Ze namen Jezus dus over. Hij droeg zelf het kruis en ging de stad uit, naar het zogeheten Schedelveld, in het Hebreeuws Golgota. Daar werd Hij gekruisigd en met Hem twee anderen, aan weerskanten één, en Jezus in het midden.
Op het bordje dat op het kruis werd aangebracht, had Pilatus laten schrijven: ‘Jezus, de Nazoreeër, koning van de Joden.’ Dit opschrift kregen heel wat Joden te lezen, want de plaats waar Jezus gekruisigd was, lag dichtbij de stad; en het stond er in het Hebreeuws, in het Latijn en in het Grieks. De Joodse hogepriesters zeiden tegen Pilatus: ‘U moet niet schrijven: “Koning van de Joden”, maar dat Hij gezegd heeft: “Ik ben de koning van de Joden.” ’ Pilatus antwoordde hun: ‘Wat ik geschreven heb, blijft geschreven.’
Een man aan een kruis.
Ooit de hoop van velen.
Koning werd hij genoemd,
in onwetendheid
dat hij ongekend
groots was.
Geen kroon,
maar de wind door zijn haren
Geen mantel
maar bovenkleed om weg te geven.
Zo anders dan wat we dachten.
Onvoorstelbaar anders.
Nu hangt hij daar.
Aan het hout genageld.
Niets
Meer
Over
Verdelen
Toen de soldaten Jezus hadden gekruisigd, verdeelden ze zijn kleren in vieren, voor iedere soldaat een deel. Maar er was ook nog de lijfrok: die was naadloos, van bovenaf uit één stuk geweven. Daarom zeiden ze tegen elkaar: ‘Die mogen we niet stukscheuren; laten we hem liever onder elkaar verloten.’ Zo moest het schriftwoord in vervulling gaan dat zegt: Ze hebben mijn kleren onder elkaar verdeeld, en om mijn kleding hebben ze gedobbeld. Dit hebben de soldaten inderdaad gedaan.
Lied: Mij geschiede uw woord
Achterblijven
Intussen stonden bij het kruis van Jezus zijn moeder, de zuster van zijn moeder, Maria de vrouw van Klopas, en Maria van Magdala. Jezus zag zijn moeder, en bij haar de leerling van wie Hij hield. Toen zei Hij tegen zijn moeder: ‘Vrouw, daar is nu je zoon.’ Vervolgens zei Hij tegen de leerling: ‘Daar is je moeder.’ Toen, van dat uur af, nam de leerling haar bij zich in huis op.
Een menigte
Verbaasd merkte de moeder
dat zij een menigte werd.
Binnen enkele dagen was het
gebeurd, bleek zij uiteengevallen
in een waaier van vrouwen.
De weerloos-blije liep daar
van haar geheugen te genieten;
de verslagene, die snel op weg
wilde naar welke dood dan ook;
de trieste die er niets van begreep,
die alleen zachte vlindervleugels
tegen de wangen van het kind
zag slaan, onophoudelijk. Rond
het groepje stormde de furie,
pamfletten en woedende brieven
in de handen. Achteraan ging
de wanhoops-moeder die al maanden
de kapper niet had gezien.
Hoe hen te hoeden, te zorgen dat elk
de voeten in dezelfde richting sleept?
Ons is iets overkomen, kan ze zeggen,
wij zijn de menigte die moeder heet.
En zij die in de verte aan het water
staat, en wenkt, is een van ons.
(van: Anna Enquist)
Volbracht
Jezus wist dat alles thans volbracht was. Daarom zei Hij – want de Schrift moest ten volle in vervulling gaan – ‘Ik heb dorst.’ Er stond daar een kruik met zure wijn. Ze doopten er een spons in, staken die op een hysopstengel en brachten die aan zijn mond. Toen Jezus van die wijn gedronken had, zei Hij: ‘Het is volbracht.’ Daarop boog Hij het hoofd en gaf Hij de geest.
Stilte
Begraven
Hierna ging Jozef van Arimatea, een leerling van Jezus – maar in het geheim, uit vrees voor de Joden – aan Pilatus vragen of hij het lichaam van Jezus mocht weghalen, en deze stond het toe. Jozef kwam dus het lichaam weghalen. Ook Nikodemus, die indertijd ’s nachts naar Jezus toe was gekomen, was daar en had een mengsel meegebracht van mirre en aloë, ongeveer honderd litra’s. Ze bonden het lichaam van Jezus in linnen doeken, samen met de kruiden, zoals gebruikelijk is bij een Joodse begrafenis. Op de plaats waar Hij gekruisigd was lag een tuin, en in die tuin lag een nieuw graf, waarin nog nooit iemand was bijgezet. Omdat het de Joodse voorbereidingsdag was en het graf dichtbij lag, legden ze Jezus daarin neer.
Stilte
Bloemenhulde
Lied Stilte nu
Het is volbracht.
Het is nacht
Het is stil
doodstil.