Skip to content Skip to sidebar Skip to footer

San Salvatorgemeenschap 25/26 april
Thema: Herder of huurling?
Voorganger: Ed Andriessen
Muzikale ondersteuning: Melodiek

Openingslie za: Uit uw hemel zonder grenzen – zo: Zomaar een dak boven wat hoofden.

Aan het begin van deze viering wil ik graag een kaarsje aansteken voor de vele honderden vluchtelingen die hun hoop hadden gericht op Europa, maar bij de gevaarlijke oversteek naar Italië zijn verdronken. Eén kaarsje om stil te staan bij het leed wat deze mensen is aangedaan en hen geen andere keus liet dan te vluchten. Daarbij geholpen door mensen, die daarbij letterlijk over lijken gaan. . . . Waar herders ontbreken hebben huurlingen hun slag geslagen.
Mag dit kleine vlammetje een teken zijn van hoop. Hoop, dat wij, mensen, meer en meer gaan beseffen dat er in onze wereld dingen gebeuren die we niet kunnen laten voor wat ze zijn.

Welkom
Met de verdrinkingsdood van zoveel vluchtelingen worden we weer eens geconfronteerd met wat er kan gebeuren als we niet weten hoe vorm te geven aan onze verantwoordelijkheid.
Verantwoordelijkheid is een belangrijke waarde in het leven van mensen. Ieder van ons draagt verantwoordelijkheid voor zichzelf, maar ook voor de ander. En al lijkt het vanzelfsprekend, het blijkt uiterst moeilijk om vanuit dat verantwoordelijkheidsbesef de juiste beslissingen te nemen. Zeker als er sprake is van een tegenstelling of zelfs een strijd tussen het belang van jezelf of dat van anderen. Het wordt nog ingewikkelder als mensen op grond van hun beroep of functie verantwoordelijkheid dragen voor anderen, die er op moeten vertrouwen dat het allemaal goed gaat. De dokter, de buschauffeur, de piloot, de pastor, de politicus, . . . de herder, zoals in de Bijbelverhalen van vandaag. Zowel een verhaal uit het boek Ezechiël, als een verhaal uit het evangelie van Johannes. In beide verhalen wordt verteld wat er mis kan gaan als mensen op een onverantwoordelijke manier met hun verantwoordelijkheid omgaan; mensen die zich niet als een herder, maar als een huurling gedragen.
Maar laten we eerst even de rust vinden in onszelf en deze viering openen met een gebed.
Openingsgebed.
Eeuwige, herder van ons kleine bestaan, blijf bij ons als het moeilijk wordt, bescherm ons en behoedt ons voor ons eigen ongeluk. Laat ons voelen wat liefde is en er te zijn voor een ander. Geef ons in deze viering weer een stukje van Jouw warmte zodat we ons van binnenuit geborgen weten, verbonden met Jouw kracht en inzicht. Dan kunnen we vanuit die warme geborgenheid draden spinnen naar anderen, dichtbij en veraf, bekend en onbekend.
Lied za: Houdt mij in leven, wees Gij mijn redding – zo: Gij die een en eeuwig zijt.

Eerste lezing Ezechiel 34, 1-10
De Heer richtte zich tot mij: “Mensenkind, profeteer tegen de herders van Israël, profeteer en zeg tegen hen: “Dit zegt God, de Heer: Wee jullie, herders van Israël, want jullie hebben alleen jezelf geweid! Horen herders niet hun schapen te weiden? Jullie eten wel van hun kaas, jullie gebruiken hun wol voor je kleren en jullie slachten de vette dieren, maar de schapen weiden, dat doen jullie niet. Zwakke dieren hebben jullie niet laten aansterken, zieke dieren niet genezen, gewonde dieren niet verbonden, verjaagde dieren niet teruggehaald, verdwaalde dieren niet gezocht – jullie hebben de dieren hard en wreed behandeld. Zonder herder raakten ze verstrooid, en werden ze door wilde dieren verslonden. Mijn schapen zijn verstrooid, ze dwalen rond in de bergen en hoog in de heuvels; over heel het aardoppervlak raken ze verstrooid, en er is niemand die naar ze omziet, niemand die naar ze op zoek gaat.
Daarom herders, luister naar de woorden van de Heer: “mijn schapen hadden geen herder, ze werden weggeroofd en door de wilde dieren verslonden; en jullie, herders, keken niet naar mijn schapen om, jullie hebben alleen jezelf geweid maar niet mijn schapen! Daarom zal ik de herders straffen en mijn schapen opeisen; zij zullen ze niet meer mogen weiden. Ook zullen ze niet langer zichzelf weiden: ik zal mijn schapen uit hun mond redden, ze zullen ze niet meer eten!”
Lied za: Aan wat op aarde leeft – zo: Was jij mijn herder.

Tweede lezing Johannes 10, 11-16
Ik ben de goede herder. Een goede herder geeft zijn leven voor de schapen. Een huurling, iemand die geen herder is, en die niet de eigenaar van de schapen is, laat de schapen in de steek en slaat op de vlucht zodra hij een wolf ziet aankomen. De wolf valt de kudde aan en jaagt de schapen uiteen; de man is een huurling en de schapen kunnen hem niets schelen. Ik ben de goede herder. Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen mij, zoals de Vader mij kent en ik de Vader ken. Ik geef mijn leven voor de schapen. Maar ik heb ook nog andere schapen, die niet uit deze schaapskooi komen. Ook die moet ik hoeden, ook zij zullen naar mijn stem luisteren: dan zal er één kudde zijn, met één herder.
Acclamatie: za: Want mijn herder is de Heer; zo: Wat staat geschreven.

Overweging.
Twee Bijbelse verhalen, die aan duidelijkheid niets te wensen overlaten. Verhalen in een beeldtaal die stamt uit een tijd van herders en nomaden. Een tijd waarin iemands positie in de samenleving gerelateerd werd aan de grootte van diens kudde. Het bezit van vee was van levensbelang. Men ging er van uit dat wie goed voor zijn vee zorgde, wie oog had voor ieder dier in zijn kudde, ook oog had voor zijn medemens. Wie zijn schaap niet verloren liet lopen, zou ook een mens niet aan zijn eigen lot over laten. Een sterk beeld dat door de hele bijbel heen regelmatig wordt gebruikt. Zelfs het Bijbelse beeld van God is dat van een herder, onder meer prachtig verwoord in psalm 23: “De heer is mijn herder, het ontbreekt mij aan niets. Hij laat mij rusten in groene weiden en voert mij naar vredig water, hij geeft mij nieuwe kracht en leidt mij langs veilige paden tot eer van zijn naam.”
Het herderschap is daarmee hoog boven zijn oorspronkelijke status verheven. Hoewel het herderschap eenvoudig is in zijn essentie, wordt het beladen met een gigantische verantwoordelijkheid voor hen die zich naar het beeld van God een herder noemen. Een herder in de goddelijke betekenis van het woord neemt immers de verantwoordelijkheid op zich om er te zijn voor hen die dat het meeste nodig hebben, zelfs als daartoe wetten moeten worden overschreden. Met dat Jezus zich presenteert als een herder, laat hij zien waar hij voor staat. Hij geeft zelfs aan bereid te zijn diens leven te geven als daarmee het belang van hen, voor wie hij zich verantwoordelijk voelt, gebaat is. Het verhaal vertelt, dat hij zich zelfs de goede herder noemt, waarmee hij zich nadrukkelijk onderscheidt van herders, die zich wel zo noemen, maar in hun gedrag een huurling blijken te zijn. In de eerste lezing uit het boek Ezechiël worden deze huurlingen, deze schijnherders, met felle kritiek overladen. In niet malse bewoordingen wordt de vloer aangeveegd met de leiders van het volk, bij wie eigenbelang voor gaat. Hen wordt verweten vooral voor zichzelf te zorgen in plaats van voor hen die aan hun verantwoordelijkheid zijn toevertrouwd: de zwakken, de zieken, de hopelozen, de verdwaalden. Daarom stelt Ezechiël dat deze valse leiders, deze zelfzuchtige, onverantwoordelijke, zich herders noemende huurlingen geen andere straf past dan hen hun schapen te ontnemen.
Ik zou willen dat ik kon zeggen dat het in deze tijd gelukkig beter is gesteld met het verantwoordelijkheidsbesef van mensen die zich herder noemen, dat de waarschuwingen van Ezechiël en Jezus hun uitwerking niet hebben gemist. Maar helaas, hoeveel mensen hebben er niet hun vertrouwen verloren door toedoen van mensen die zich hebben beroepen op hun opdracht een herder te zijn, maar zich als een huurling hebben gedragen? Zij hebben -in de beeldtaal van Ezechiël- vooral zichzelf geweid in plaats van hun schapen, hun kaas gegeten, hun wol gebruikt, hun vette dieren geslacht. Maar hebben verzuimd de zwakke dieren te laten aansterken, de zieke dieren te genezen, de verjaagde dieren terug te halen, de verdwaalde dieren niet gezocht. Sterker nog, ze hebben hun dieren hard en wreed behandeld. Ik denk dat we allemaal wel beelden hebben bij wat mensen in kerk en samenleving is aangedaan door hen in wie op grond van hun herderlijke opdracht vertrouwen is gesteld. Vertrouwen, dat te vaak is beschaamd, wat zich onder meer liet en nog steeds laat zien in mensenhandel, onverschilligheid, misbruik, discriminatie en uitbuiting. En het is schokkend te moeten constateren, dat dit verschijnselen zijn, die al vele eeuwen bestaan, blijkbaar voor eeuwig met de mensheid verbonden, alle profeten ten spijt. Maar moeten wij ons daarom maar neerleggen bij de gedachte dat de strijd daartegen allemaal niets uithaalt, dat onze inzet weliswaar goed bedoeld, maar weinig effectief is?
Jezus heeft dat in ieder geval níet gedaan, hij heeft zich zijn hele leven actief verzet tegen alle vormen van onrecht en de mensen laten zien dat er een alternatief is. En velen hebben zich door hem laten inspireren en voeren tot op de dag van vandaag een hoopvolle strijd. Want zonder hoop is er geen leven.
Wat mij zo treft in de evangelielezing van vandaag is het feit dat Jezus niet alleen zijn leven wil geven voor zijn eigen schapen, maar ook voor de schapen die niet uit zijn eigen schaapskooi komen. Kennelijk was de angst voor mensen, die ons niet vertrouwd zijn ook toen al een actueel item, anders zou het niet nodig zijn geweest zo’n uitspraak te doen. Hiermee worden ook wij nog opgeroepen om over onze angst heen te stappen en een open houding aan te nemen ten opzichte van mensen, die ons misschien dan wel vreemd zijn, maar die daarom niet minder recht hebben op een goede plek onder de zon dan wijzelf. Angst is daarbij een slechte raadgever. Pijnlijk is te constateren dat er nog steeds mensen zijn die deze angst voeden, mogelijk om hun eigen fobie te rechtvaardigen. Ik heb er moeite mee te begrijpen dat een aantal van die mensen door ons, kiezers, in een positie zijn gebracht dat ze geacht worden ons te vertegenwoordigen. Hebben wij hiermee geen huurlingen gekozen waar herders gewenst zijn?
In de eerste lezing hoorden we dat God volgens Ezechiël korte metten met deze huurlingen zou maken. Hij zou zijn schapen opeisen en zij zouden ze niet meer mogen weiden. Maar ook zouden zij zichzelf niet meer mogen weiden; hij zou zijn schapen uit hun mond redden.
Hier werden grenzen gesteld en als die werden overschreden waren de straffen hartstikke duidelijk. Ik heb er wel een tijdje over zitten piekeren hoe wij in onze westerse samenleving en binnen onze rechtsorde grenzen stellen en het overtreden ervan bestraffen. Het is allemaal wat minder klip en klaar dan in de tijd waarin Ezechiël leefde, zo’n zes eeuwen voor Christus. De complexiteit is sterk toegenomen en economische en politieke belangen winnen het nogal eens van de mensenrechten; bovendien blijkt de vraag of er grenzen zijn aan de hier onomstreden vrijheid van meningsuiting keer op keer erg lastig te beantwoorden. De strijd tegen huurlingen op posities waar herders nodig zijn kan in ons bestel slechts gewonnen worden door de kracht van argumenten en het lef over de grens van ons eigenbelang heen te kijken.
Maar ook door onze schijnwerpers wat meer te richten op hoe het óók kan, op mensen die zich in het leven van alle dag als ware herders gedragen:
-de leraar die met eindeloos geduld en extra inzet een leerling met leerproblemen tóch leert lezen en dit kind daarmee een goed gevoel geeft over zichzelf;
-de verzorgster die wat langer op de afdeling blijft omdat een stervende zich zo veilig voelt bij haar;
-de man of vrouw, die als vrijwilliger “nieuwe” Nederlanders helpt zich thuis te voelen in onze samenleving;
-de buurman die drie keer in de week de boodschappen doet voor een vrouw die dat zelf niet meer kan;
-de moedigen, die tegen de wet in opvang bieden aan uitgeprocedeerde asielzoekers;
-de helden, die met gevaar voor eigen leven wanhopige bootvluchtelingen redden van een verdrinkingsdood;
-al diegenen die zich met kracht opwerpen tegen het verkondigen van waarheden, die op onjuiste feiten zijn gestoeld,
zoals –tot slot- het schaap Veronica, het centrale personage in een vers van Annie MG Schmidt uit 1951, waarin de dominee op verzoek van de dames Groen het verhaal van de wolf en de zeven geitjes voorleest:
‘En toen de geitenmoeder thuiskwam met een mand vol eten, toen waren al haar kinders weg. Begrijp je, hoe ze schrok? De wolf was in het huis geweest en had ze opgegeten, alleen het kleinste geitenkindje zat nog in de klok.
Hi, zei het schaap Veronica, hoe kan dat nou gebeuren… Zo’n geitje kan niet in de klok, al is het nog zo klein. t Is welles, zei de dominee, zit u toch niet te zeuren, zo’n hele grote Friese klok, zo iets zal het wel zijn.
Nou, zei het schaap Veronica, ik ken toevallig geiten, maar ik heb er toch nog nooit een met een Friese klok ontmoet. Wat drommel riep de dominee, hier heb ik toch de feiten! Eh, zei het schaap Veronica, de feiten zijn niet goed.’
Geloofslied za: Want mijn herder is de Heer –  zo: Verbeeld of waar gebeurd.

Voorbeden.
Eeuwige….goede herder, help ons bij het maken van de goede keuzes.
Help ons een goed evenwicht te vinden
tussen ons eigen belang en dat van de ander.

Heer ontferm U

Eeuwige…..goede herder, help allen die zich gedragen als een huurling
in te zien dat hun weg heilloos is.
Open jouw hart ook voor hen en voedt hen met jouw kracht.

Heer, ontferm U

Eeuwige…..goede herder, help ons tot steun te zijn
voor allen die hun vertrouwen hebben gesteld
in mensen die dat hebben beschaamd,
waardoor ze slachtoffer zijn geworden van hun eigen geloof.

Heer, Ontferm U

Eeuwige…..goede herder, wij bidden u om kracht
voor alle mensen die ziek zijn,
voor allen voor wie in dit boek ons gebed wordt gevraagd,
voor allen die ons in de dood zijn voorgegaan

Gedenk ons hier bijeen.

Tafelgebed naar psalm 23
Gezegend Jij, die er bent voor ons, die ons enkel het goede gunt,
die ons meeneemt naar plaatsen van rust, vrede en weldaad,
die ons op het spoor brengt van hoop en liefde, en zich zo laat kennen,
als de Ene, genoemd: ik zal er zijn.
Gezegend Jij, die ons vertrouwen geeft, in tijden van duisternis en dood,
wanneer wij gaan door diepe dalen, over wegen van verdriet en onzekerheid,
want jij bent bij ons, als steun en houvast, jij geeft ons nieuwe moed,
om bergen te beklimmen, nieuwe uitzichten te ontdekken.

Gezegend Jij, die zich laat zien in de mens tussen mensen,
zoals eens, in Jezus van Nazareth, die zich liet zien,
door er te zijn voor vreemden en vervreemden,
voor verguisden en ontspoorden, voor onderdrukten en ongezienen;
de mens, één met Jou, die zich liet kennen door er te zijn,
puur, begaan, om niet;
zo heeft Hij zich aan ons gegeven, trouw aan zichzelf,
vol vertrouwen in Jou, het Leven zelf

Zo ging hij ons voor, door brood te nemen, dankend tot Jou,
door brood te delen, door de beker door te geven met de woorden:
deel van dit brood, drinkt uit deze beker, als teken van verbondenheid
met mij en met elkaar, om zo verbonden te zijn met de Ene,
die er is en blijven zal, voor ieder van ons.
In zijn Geest willen wij leven, brekend en delend,
vertrouwend op jouw goedheid en liefde, alle dagen van ons leven,
opdat ons huis, jouw huis is, ons lichaam, jouw lichaam,
onze naam, jouw naam, ik zal er zijn, tot in lengte van dagen.
Onze vader

Vredewens.
Wij zoeken allemaal die andere weg. De weg, die leidt tot vriendschap, ontferming en trouw. De weg, die leidt tot brood en recht voor de armen; tot water voor hen die dorst hebben. Laten wij elkaar helpen die weg te vinden en zonder dralen te vervolgen. Die weg is de weg van de vrede. Laten wij die elkaar toewensen.
Vredeslied za: Maak mij tot een bedding van uw vrede -zo: Dona nobis pacem in terra.

Delen van bood en wijn
Verantwoordelijk zijn voor elkaar betekent ook dat we delen van wat we met elkaar te delen hebben. Zoals ook Jezus deed met het brood en de wijn die hij voorhanden had. Kom en deel.
Communielied za: Neem Gods woord met hart en mond – zo: Zoudt Gij mij ooit beschamen.

Afsluitend gebed aan tafel.
Over hoop gesproken, hoop op ‘nooit meer…’:
In Leipzig bevindt zich de Nikolaikirche, een “Kerk, open voor iedereen”. Deze kerk was het centrale punt van de vreedzame revolutie in de herfst van 1989 die de val van de muur tot gevolg had.
In die kerk is de volgende tekst te lezen:
Wat betekent ENE tegen zovelen?
ENE, die hoopt, tegen zoveel vertwijfeling in
ENE, die afziet van macht tegen zoveel corruptie in
ENE die geneest tegen zo veel vernietiging in
ENE die redt tegen zo veel rechters in
ENE die leeft tegen zoveel doden in
ENE die kwam en als een lichtflits toonde wat een mens zou kunnen zijn.
Zoals we horen bij het verhoor van Jezus door de Romein Pilatus:
Want met Jezus was er ENE daar, die zei: Zalig zijn de armen
en niet: wie geld heeft is gelukkig; Eindelijk ENE die zei: Heb uw vijanden lief
en niet: haal de tegenstander naar beneden;
Eindelijk ENE die zei: de eersten zullen de laatsten zijn
en niet: het zal altijd blijven zoals het altijd onveranderlijk is geweest.
Eindelijk ENE die zei: wie zijn leven op het spel zet en bereid is het te verliezen, die zal het leven winnen; en niet: wees altijd maar voorzichtig.
Eindelijk ENE die zei: Jullie zijn het zout; en niet: jullie zijn het crème de la crême.
Eindelijk ENE die stierf zoals Hij had geleefd.

Slotgedachte  van Geert Pynenburg, belgisch schrijver en dichter
De schapen kennen de wolf als een vijand en vluchten voor hem, maar wie zal hen tegen de herders beschermen die hen slechts hoeden voor de wol?

Zegen en wegzending

Mogen wij elkaar tot gids zijn, een waakzame herder aan elkanders zijde. Met onze staf zullen wij elkaar leiden en met onze stok elkaar ondersteunen. Dat wij elkaar mogen brengen naar een oord zonder nacht, waar wijzen niet sterven en goeden niet omkomen, waar men zwaard en wapenrusting aflegt, een oord van enkel vrede.
In de naam van de Vader, de Zoon en de heilige geest

Slotlied za: Wonen overal, nergens thuis – zo: De woorden die wij spraken tot elkaar.

Plaats een reactie