Viering za/zo 1 en 2 februari: Ootmoed en visioen
Voorganger: Truus van Kaam
Koor: De Cantorij
Eerste lezing:
Sefanja 2,3 en 3, 9-13
Zoekt Jahweh, U allen,
ootmoedigen van het land die zijn geboden naleven.
Zoekt de gerechtigheid, zoekt de ootmoed!
Voorwaar, dan geef ik mijn volk andere lippen, reine lippen, om allen de naam van Jahweh aan te roepen en Hem te dienen, zij aan zij.
Van over de rivieren van Ethiopië komen zij, degenen die mij aanbidden en mijn offer aan mij brengen.
Op die dag wordt er onder u geen misdaad meer tegen Mij begaan waarover u zich te schamen hebt.
Ik verwijder uit Uw midden alle vrolijk grootsprekers; dan is het gedaan met uw hoogmoedig gedrag op Mijn heilige berg.
Dan laat ik in uw midden alleen nog over een ootmoedig, bescheiden volk, dat zijn toevlucht vindt bij de Naam van Jahweh, de rest van Israël.
Zij zullen geen onrecht meer doen en geen onwaarheid spreken; in hun mond is geen tong die bedriegt.
Ja zij zullen weiden en neerliggen, zonder door iemand te worden opgeschrikt.
Tweede lezing:
Lucas 2,22-40
Torn de tijd aangebroken was, waarop zij volgens de Wet van Mozes gereinigd moesten worden, brachten zij het Kind naar de Jeruzalem om het aan de Heer op te dragen, volgen het voorschrift van de Wet des Heren:
Elke eerstgeborene van het mannelijk geslacht moet aan de Heer worden toegeheiligd.
En zij brachten volgens de Wet een offer: een koppel tortels of twee jonge duiven.
Nu leefde er in Jeruzalem een zeker Simeon, een wetgetrouw en vroom man, die Israëls vertroosting verwachtte en de heilige Geest rustte op hem.
Hij had een godsspraak ontvangen van de H.Geest dat de dood hem niet zou treffen, voordat hij de Gezalfde des Heren zou hebben aanschouwd.
Door de Geest gedreven was hij naar de tempel gekomen.
Toen de ouders het Kind Jezus daar binnenbrachten om aan Hem het voorschrift van de wet te vervullen,nam Simeon het Kind in zijn armen en verkondigde Gods lof met de woorden:
Tafelgebed
V. Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord
Wat in geen mensenhart is opgekomen
Hebt Gij ,God bereid voor allen die U liefhebben,
Gij hebt U geopenbaard als een God die er alles voor over hebt,
Als wij mensen maar tot leven komen.
Zoals een moeder haar kind draagt, zoals een vader opkomt voor zijn zoon,
zo zijt Gij voor ons een trouwe God, die doet wat Hij zegt
die Uw Verbond bewaart.
Ook als ons hart ons aanklaagt,Uw hart is groter dan een mensenhart.
Ook als wij verscheurd worden door onze gebrokenheid,
Uw barmhartigheid kent geen grens.
Biddend en vol eerbied willen wij gedenken
wat Gij voor ons hebt gedaan in Jezus Uw Zoon.
Die in de laatste nacht van Zijn leven
een teken van liefde heeft gesteld
Brood en Beker
Daarom gedenken wij Zijn lijden en dood
En in Hem allen die lijden en sterven
die Zijn weg gaan ten einde toe
En wij roepen Zijn naam,
De Levende verrezen voor altijd.
Uw dienstknecht .
Lector
Wij bidden U:
Zend ons Uw heilige Geest, adem ons open
Opdat wij ontvankelijk mogen zijn voor het geheim van iedere mens.
Verwarm ons hart,opdat wij het wonder van het leven
Mogen beschermen voor elkaar.
Besproei ons met de dauw van Uw mildheid en mededogen,
Opdat wij elkaar van dag tot dag met nieuwe ogen mogen zien,
Opdat wij elkaar tekorten mogen dragen.
Maak ons krachtig en sterk,
Opdat wij wegen mogen zoeken van vrede.
Dat ons hart vol mag zijn van Uw gerechtigheid voor allen die leven.
En laat de gezindheid onder ons zijn
Die was in Hem Jezus Uw Zoon
Opdat wij op Hem mogen gelijken in leven en sterven.
Vredeswens
O,Licht
Laat mijn armen zomer zijn
Warm, zwoel en zeker zacht
Dromend vol levenslust
Als stralende takjes bloesem.
Laat mijn gedachten herfst zijn
Losgelaten bladeren
Wervelend in straffe wind
Laat ze vliegen en vallen in
De handen die ze nodig hebben.
Laat mijn hart winter zijn
Geborgen, warm, tegen alle kou bestand
Helder als de sterren hemel
Blauw,fris,waar.
Laat mijn wezen lente zijn
Loslatend, stervend aan oude gedachten
En elke keer weer geboren worden
Hernieuwd, ontluikend bestaan.
Ik zal er zijn als zon en maan en beuk
Steeds weer
En u, alles zijnde ,grootste vriend
Mijn vader, moerde
Zonder u geen schoot van leven.
(Iris van Haaren)