GOEDE VRIJDAG 29 maart 2024
Voorbereiding: Marian Veenker, Daniella Martina, Franneke Hoeks, Maria van den Dungen.
Koor Melodiek – o.l.v. Marcel v.d. Maeden
piano: Coby Wagemans; fluit: Maria Werner
VOLHOUDEN TOT HET UITERSTE
Bij aanvang: LIED: Bleibet hier und wachet mit mir
Welkom
We zijn stil bijeen gekomen,
en hebben het lawaai achter ons gelaten.
Goed dat u hier bent,
samen kunnen we dit uur wel aan.
Een mens, een rechtvaardige, wordt gekleineerd,
gemarteld en ter dood gebracht: Jezus van Nazareth.
Hem gedenken wij vandaag en al die duizenden,
die dezelfde weg moesten gaan.
Machthebbers, die hen uit de weg ruimden,
omdat ze hun boodschap vreesden.
Monddood gemaakt, begraven, zand erover.
De mens is vergeten. Het gevaar lijkt geweken.
Maar de boodschap van waarheid en liefde
is sterker, die heeft zich al uitgezaaid.
Het hele leven van Jezus was gericht
op het doen van gerechtigheid, het brengen van licht.
We gaan luisteren naar het lijdensverhaal volgens Johannes
en zo beleven we mee
hoe geprobeerd werd om dat licht voorgoed te doven.
Vandaag gaat Jezus de weg van het uiterste, zijn opdracht laat Hij niet los.
Hij houdt vol, de lijdensbeker tot de laatste druppel gedronken.
Nu is het aan ons.
Laten we Jezus volgen op de weg van zijn lijden en sterven.
Geen toeschouwers zijn,
maar volgelingen en getuigen.
Johannes 18-19
Toen Jezus al die dingen gezegd had, ging hij met zijn leerlingen naar de overkant van het Kidrondal. Daar was een boomgaard, waar. Jezus en de leerlingen in gingen. Judas kwam met een groep soldaten de tuin in. Er waren ook dienaren van de priesters en de farizeeën bij. Ze hadden wapens bij zich, en ze droegen fakkels en lampen. Jezus wist precies wat er met hem zou gaan gebeuren. Hij liep naar de mannen toe en vroeg: ‘Wie zoeken jullie?’ Ze antwoordden: ‘Wij zoeken Jezus uit Nazaret.’ Jezus zei: ‘Ik ben het.’ Judas, de man die Jezus kwam uitleveren, stond erbij. Toen Jezus zei: ‘Ik ben het,’ schrokken de mannen. Ze deden een paar stappen achteruit en vielen op de grond. Opnieuw vroeg Jezus aan hen: ‘Wie zoeken jullie?’ Ze zeiden: ‘Jezus uit Nazaret.’ Jezus zei: ‘Ik ben het. Dat zei ik jullie al. Als jullie mij zoeken, laat mijn leerlingen dan gaan.’
Toen pakte Simon Petrus het zwaard dat hij bij zich had. Hij sloeg daarmee het rechteroor af van Malchus, de knecht van de hogepriester. Maar Jezus zei tegen Petrus: ‘Doe je zwaard weg. Want mijn Vader wil dat ik mijn lijden draag. En ik doe wat hij wil.’ Toen werd Jezus gevangengenomen en vastgebonden. De Romeinse officier en zijn soldaten, en de dienaren van de Joodse leiders, namen hem mee. Eerst werd Jezus bij Annas gebracht. Simon Petrus en een andere leerling liepen achter Jezus aan. Petrus bleef buiten bij de poort staan. De leerling die al naar binnen was, kwam terug. Hij praatte even met het meisje dat de poort bewaakte, en toen mocht Petrus ook naar binnen. Toen Petrus binnenkwam, zei het meisje bij de poort: ‘Jij bent toch ook een leerling van die Jezus?’ Maar Petrus zei: ‘Nee hoor, ik niet!’ Omdat het koud was, brandde er een vuur op de binnenplaats van het huis. De slaven en dienaren van de hogepriester stonden bij het vuur om warm te blijven. Petrus ging er ook bij staan.
stilte
LIED:Wat ik gewild heb (O72)
Intussen stelde de hogepriester vragen aan Jezus over zijn leerlingen en over zijn uitleg over God. Jezus zei tegen hem: ‘Ik heb in het openbaar tegen de mensen gesproken. Ik heb niets in het geheim gezegd. Ik heb steeds uitleg gegeven in de synagogen en in de tempel, op alle plaatsen waar de Joden bij elkaar komen. U hoeft mij niet te vragen wat ik verteld heb. Vraag het maar aan de mensen zelf! Zij hebben gehoord wat ik tegen hen gezegd heb. Ze weten het precies.’ Toen gaf één van de dienaren Jezus een klap, en riep: ‘Hoe durf je zo te spreken tegen de hogepriester!’ Jezus zei tegen hem: ‘Als ik iets verkeerds gezegd heb, zeg dan wat er verkeerd was. Maar als het klopt wat ik zeg, waarom sla je me dan?’ Toen gaf Annas opdracht om Jezus als gevangene naar Kajafas te brengen. Simon Petrus stond nog bij het vuur. Iemand zei tegen hem: ‘Jij bent toch ook een leerling van Jezus?’ Maar Petrus zei: ‘Nee hoor, ik niet!’ Toen sprak een slaaf van de hogepriester Petrus aan. Hij was familie van de man bij wie Petrus een oor afgeslagen had. Hij zei: ‘Volgens mij heb ik jou samen met Jezus gezien in die tuin!’ Weer zei Petrus dat het niet zo was. En meteen kraaide er een haan.
stilte
’s Ochtends vroeg werd Jezus weggebracht naar het paleis van Pilatus, de Romeinse bestuurder. De Joden zelf gingen niet naar binnen. Ze wilden niet onrein worden, omdat die avond de paasmaaltijd gevierd werd. Toen kwam Pilatus naar buiten, en vroeg: ‘Waar beschuldigen jullie deze man van?’ De Joden antwoordden: ‘Als hij geen misdadiger was, hadden we hem niet bij u gebracht.’ Pilatus zei: ‘Neem hem dan mee en straf hem volgens de regels van jullie eigen wet.’ ‘Nee,’ zeiden de Joden, ‘want wij hebben zelf niet het recht om iemand te doden. Pilatus ging zijn paleis weer binnen. Hij liet Jezus bij zich komen en vroeg aan hem: ‘Bent u de koning van de Joden?’ Jezus zei: ‘Vraagt u dat uit uzelf? Of hebben anderen dat over mij gezegd?’ Pilatus antwoordde: ‘Natuurlijk vraag ik dat niet uit mezelf. Ik ben geen Jood. Maar uw eigen volk en de hogepriesters hebben u bij mij gebracht. Wat hebt u verkeerd gedaan?’ Jezus zei: ‘Ik ben geen koning zoals de koningen van deze wereld. Als ik een aardse koning was, dan zouden mijn dienaren voor mij gevochten hebben. Dan zou ik niet aan de Joden uitgeleverd zijn. Maar ik ben geen aardse koning.’ Toen vroeg Pilatus aan Jezus: ‘U bent dus wel een koning?’ Jezus antwoordde: ‘U noemt mij een koning. Maar ik zeg u: Ik moet de waarheid bekendmaken. Daarvoor ben ik geboren en daarvoor ben ik naar de wereld gekomen. Iedereen die aan de kant van de waarheid staat, luistert naar mijn woorden.’ Toen zei Pilatus: ‘Wat is waarheid?’
Lied: Dat duren zal (G247)
Daarna ging Pilatus weer naar buiten. Hij zei tegen de Joden: ‘Mijn oordeel is dat Jezus onschuldig is. Het is hier de gewoonte dat er op het Paasfeest een gevangene vrijgelaten wordt. Willen jullie dat ik Jezus, de koning van de Joden, vrijlaat?’ Maar de Joden begonnen te roepen en te schreeuwen: ‘Nee, niet Jezus, maar Barabbas!’ Barabbas was een gevaarlijke misdadiger. Toen gaf Pilatus Jezus mee aan zijn soldaten. Die sloegen Jezus met de zweep. Ze maakten een kroon van doorntakken, en zetten die op zijn hoofd. En ze trokken hem een rode mantel aan. Ze liepen naar Jezus toe en riepen: ‘Leve de koning van de Joden!’ En ze sloegen hem in zijn gezicht. Pilatus kwam weer naar buiten en zei tegen de Joden: ‘Ik breng Jezus weer naar buiten. Want ik wil dat jullie weten dat hij volgens mij onschuldig is.’ Jezus kwam naar buiten. Hij droeg de kroon van doorntakken en de rode mantel. Toen zei Pilatus tegen de Joden: ‘Hier is hij, een gewoon mens.’ Toen de priesters en hun dienaren Jezus zagen, begonnen ze te schreeuwen: ‘Hij moet dood! Hij moet aan het kruis!’ Pilatus zei tegen hen: ‘Neem hem dan mee, en hang hem zelf aan het kruis. Want volgens mij is hij onschuldig.’ Maar de Joden zeiden: ‘Volgens de regels van onze wet moet hij gedood worden. Want hij heeft beweerd dat hij de Zoon van God is.’ Toen Pilatus dat hoorde, werd hij erg bang. Pilatus ging zijn paleis weer binnen. Hij vroeg aan Jezus: ‘Waar komt u vandaan?’ Maar Jezus gaf hem geen antwoord. Toen zei Pilatus: ‘Waarom geeft u mij geen antwoord? U weet toch dat ik hier de macht heb. Ik kan u vrijlaten, maar ik kan ook het bevel geven om u aan het kruis te hangen!’ Jezus antwoordde: ‘U hebt geen macht over mij, behalve de macht die God aan u gegeven heeft. Daarom heeft degene die mij aan u uitgeleverd heeft, de grootste schuld.’ Vanaf dat moment wilde Pilatus Jezus vrijlaten. Maar de Joden schreeuwden: ‘Als u Jezus vrijlaat, bent u geen vriend van de keizer! Want Jezus beweert dat hij koning is, en dus verzet hij zich tegen de keizer!’ Toen Pilatus dat hoorde, liet hij Jezus naar buiten brengen. Het was de dag voor het Joodse Paasfeest en het werd al middag. Pilatus zei tegen de Joden: ‘Hier is jullie koning.’ Maar zij schreeuwden: ‘Weg met hem! Weg met hem! Hij moet aan het kruis!’ Pilatus vroeg: ‘Moet ik jullie koning aan het kruis hangen?’ De priesters antwoordden: ‘De keizer is onze enige koning!’ Toen gaf Pilatus Jezus aan hen mee, om hem aan het kruis te hangen.
Stilte
Toen namen de soldaten Jezus mee. Hij droeg zelf het kruis. Zo kwam hij op de plaats die in het Hebreeuws Golgota genoemd werd. Dat betekent: schedelplaats. Op die plaats hingen de soldaten Jezus aan het kruis. Ze hingen ook twee andere mannen aan een kruis. Het kruis van Jezus stond in het midden, tussen de twee andere kruisen in. Pilatus had een bordje op het kruis laten maken. Daarop stond: ‘Jezus uit Nazaret, de koning van de Joden’. Het stond er in het Hebreeuws, het Grieks en het Latijn. Het werd door veel Joden gelezen. Want de plaats waar Jezus aan het kruis hing, was vlak bij de stad. De priesters gingen naar Pilatus en zeiden tegen hem: ‘Er moet niet ‘De koning van de Joden’ op staan, maar ‘Deze man beweert dat hij de koning van de Joden is’.’ Maar Pilatus zei tegen hen: ‘Zo heb ik het geschreven, en zo blijft het staan.’ Vier soldaten hadden Jezus aan het kruis gehangen. Ze hadden hem zijn kleren afgenomen, en die verdeelden ze nu onder elkaar. Bij het kruis van Jezus stonden vier vrouwen. Het waren zijn moeder Maria en haar zus, en verder Maria, de vrouw van Klopas, en Maria uit Magdala. Jezus zag zijn moeder. En naast haar zag hij de leerling van wie hij veel hield. Toen zei Jezus tegen zijn moeder: ‘Hij is nu uw zoon.’ En tegen zijn leerling zei hij: ‘Zij is nu jouw moeder.’ Vanaf dat moment zorgde die leerling voor Maria. Jezus wist dat zijn werk nu helemaal klaar was. Er was nog één ding dat moest gebeuren. Want dat stond al in de heilige boeken. Daarom zei Jezus: ‘Ik heb dorst.’ Er stond daar een vat met zure wijn. Iemand vulde een spons met wijn. Hij maakte de spons vast aan een lange tak, en stak die omhoog naar Jezus’ mond. Jezus dronk van de wijn, en zei: ‘Mijn werk is klaar.’ Toen boog hij zijn hoofd en stierf.
stilte
Jesus, remember me
Het was de dag voor de sabbat. Een bijzondere sabbat, want ook het Joodse Paasfeest zou beginnen. De Joden wilden niet dat de lichamen dan nog aan het kruis zouden hangen. Daarom gingen ze naar Pilatus. Ze vroegen of hij de benen van de mannen aan het kruis wilde laten breken. Dan konden hun lichamen daarna van het kruis gehaald worden. Pilatus stuurde een paar soldaten. Zij braken de benen van de twee mannen die naast Jezus aan een kruis hingen. Maar toen de soldaten bij Jezus kwamen, zagen ze dat hij al gestorven was. Daarom braken ze zijn benen niet. Eén van de soldaten stak zijn speer in de zij van Jezus. Meteen stroomde er bloed en water uit. Toen al die dingen gebeurd waren, ging Josef uit Arimatea naar Pilatus toe. Josef was een leerling van Jezus, maar in het geheim. Want hij was bang voor de Joodse leiders. Josef vroeg aan Pilatus of hij het lichaam van Jezus mee mocht nemen. Pilatus vond dat goed. Toen nam Josef het lichaam mee. Ook Nikodemus kwam erbij. Dat was de man die een keer ’s nachts naar Jezus toe gegaan was. Nu had hij meer dan 30 kilo geurige zalf meegenomen, gemengd met zoete kruiden. Josef en Nikodemus wikkelden het lichaam van Jezus in doeken, met de geurige zalf. Dat is bij de Joden de gewoonte als er iemand begraven wordt. Er was een tuin vlak bij de plaats waar Jezus was gestorven. En in die tuin was een nieuw graf, waarin nog nooit iemand begraven was. Daar legden ze Jezus neer. Want dat graf was dichtbij, en de sabbat zou bijna beginnen.
Stilte
Gebed?
Wie “eert” mensen die al bijna geen mens meer zijn?
Wie zorgt tot het uiterste?
Soms kun je niet meer voor een mens doen,
Dan in verbondenheid eenvoudige daden van medemenselijkheid stellen.
een mens aankijken, het hoofd buigen, stilstaan, de pas inhouden…
Of voor wie geen hulp meer baat: een lichaam, een leven nog de laatste eer bewijzen
Laten wij opstaan
en onze bloemen bij het kruis neerleggen
om Jezus, de gekruisigde, te eren,
en in hem alle kapotgemaakte en geslagen mensen.
Allen leggen bloemen neer
Slotgebed:
Eeuwige, wij bidden op deze avond
om leven voorbij de dood
om licht in het duister,
om een nieuwe dag na deze donkere nacht.
Lied: Stilte nu (G276)
In stilte weggaan