Viering 23 en 24 juni
Voorganger: Gepke Kerssen
za: cantor: Gerard v.d Weijer
zo: Melodiek o.l.v. Marcel v.d. Maeden
Openingslied: za.: hier wordt een huis / zo.: wees hier aanwezig;
Inleiding: Als je iets heel ernstigs overkomt of als je meerdere klappen tegelijk krijgt, dan roep je uit: Waarom overkomt mij dit? En anders vragen anderen het zich wel af hoe het zo ver heeft kunnen komen: straf van god, zeggen vrienden van Job. Niet zo veel ander is wat je hoort van mensen van nu: had je maar niet….zeggen. Of misschien heeft het een bedoeling. Kun je er iets van leren. We gaan vandaag luisteren naar het verhaal van Job, dat voor veel mensen een troost is geweest.
Openingsgebed:Zo veel vragen zo veel onrust in ons laat u vinden, God Stem ons af op uw stem, stem ons af op uw stilte schenk ons uw levensadem wij wachten op U vol hoop Amen
Lied: za.: hoe is uw naam;
zo.: Alles wacht op u vol hoopLezen: Job 1: 1-5
In het land Us woonde een man die Job heette. Hij was rechtschapen en onberispelijk, hij had ontzag voor God en meed het kwaad. Job had zeven zonen en drie dochters. Hij bezat zevenduizend schapen en geiten, drieduizend kamelen, vijfhonderd span runderen, vijfhonderd ezelinnen en een groot aantal slaven en slavinnen. Hij was de aanzienlijkste man van het Oosten. Zijn zonen hadden de gewoonte om de beurt een feest te geven, ieder in zijn eigen huis, en nodigden dan hun drie zusters uit om bij hen te komen eten en drinken. Nadat elk van zijn zonen zo’n feest had gegeven, liet Job hen bij zich komen voor een reinigingsritueel. Hij stond dan ’s ochtends vroeg op om voor elk van hen een offer te brengen, want hij dacht bij zichzelf: Misschien hebben mijn kinderen wel gezondigd en God in hun hart vervloekt. Job deed dit telkens weer.
Ter overweging: “Job heeft gemakkelijk praten,” zegt een valse stem. “Als het je voor de wind gaat, is het gemakkelijk om een goed, dankbaar en gelovig mens te zijn.” Job was zo iemand. Zelfs bezorgd dat zijn kinderen iets fout zouden doen. Hij wil dat al bij voorbaat goed maken. Lijkt dat vreemd? Ik hoorde pas een liedje van Claudia de Breij. Wat kan er niet allemaal met haar kind gebeuren. Ze klopt het af, om het noodlot te bezweren. Hand op hout, heet haar liedje. Die valse stem durft het zelfs tegen de Eeuwige op te nemen. Zal Job nog steeds geloven als alles hem ontnomen is?
Lezing vers 13-22 Toen Jobs zonen en dochters op een dag weer in het huis van hun oudste broer zaten te eten en te drinken, kwam er een boodschapper bij Job en zei: ‘De runderen trokken de ploeg en de ezelinnen liepen vlakbij in de wei te grazen, maar plotseling werden we overvallen door de Sabeeërs, die het vee roofden en de knechten met hun zwaarden doodden. Ik ben als enige ontkomen om u te zeggen wat er gebeurd is.’ Nog voordat de boodschapper uitgesproken was, kwam er een volgende met het bericht: ‘Een verwoestende bliksem uit de hemel trof de schapen en geiten en de knechten, en het vuur verbrandde en verteerde allen. Ik ben als enige ontkomen om u te zeggen wat er gebeurd is.’ En ook hij was nog niet uitgesproken, of er kwam een volgende met het bericht: ‘De Chaldeeën overvielen ons van drie kanten en roofden de kamelen, en ze doodden de knechten met hun zwaarden. Ik ben als enige ontkomen om u te zeggen wat er gebeurd is.’ Ook deze boodschapper was nog niet uitgesproken, of er kwam een volgende met het bericht: ‘Uw zonen en uw dochters zaten in het huis van hun oudste broer te eten en wijn te drinken. Maar plotseling werd het huis getroffen door een hevige storm uit de woestijn, zodat de vier muren instortten, en uw kinderen onder het puin bedolven werden en de dood vonden. Ik ben als enige ontkomen om u te zeggen wat er gebeurd is.’ Toen stond Job op, hij scheurde zijn kleren, schoor zijn hoofd kaal en wierp zich neer in het stof. En hij zei: ‘Naakt ben ik uit de schoot van mijn moeder gekomen en naakt zal ik in haar schoot terugkeren. De HEER heeft gegeven, de HEER heeft genomen, de naam van de HEER zij geprezen.’ Ondanks alles zondigde Job niet en maakte hij God geen enkel verwijt.
Ter overweging: Hoe kun je staande blijven als je wereld instort? Waar leef je nog voor als je het liefste dat je hebt bent kwijt geraakt! Alles is donker geworden. Zo’n groot verdriet kan je ziek maken. Het vreet aan je. Job zit terneer in zak en as. Ik denk dat wij het Job moeilijk nazeggen: de heer heeft gegeven de heer heeft genomen, de naam van de Heer zij geprezen. Als je zo in shock bent, herhaal je soms wat je geleerd hebt. Later komen de vragen. Maar het enige dat nog vaststaat, is dat Job de Eeuwige niet loslaat. De god met de naam Ik zal er zijn.
Zingen: za.: God bewaar mij. (Antifoon + refrein)
zo.: Dan nog klamp ik mij
Ter overweging “ Maar wat als het lichaam van Job wordt aangetast. Als hij niet meer om aan te zien is.” Weer die valse stem. Jobs lichaam wordt overdekt met zweren. Zie hem zitten op de vuilnisbelt met het afval van het goede leven. Zijn vrouw kan het niet aanzien: “Waarom blijf je zo onberispelijk? Vervloek God toch en sterf.” Het vreselijke verlies van hun kinderen en alles wat ze hadden, brengt deze ouders niet dichter bij elkaar, maar drijft hen uiteen. Kun je ook anders omgaan met het aanschouwen van zoveel leed. Kan het mensen ook dichter bij elkaar brengen?
Lezing: Job 2:11-13
Drie vrienden van Job, Elifaz uit Teman, Bildad uit Suach en Sofar uit Naäma, hoorden van de rampspoed die hem had getroffen, en ze besloten hem op te zoeken. Onderweg ontmoetten ze elkaar, en samen gingen ze naar hem toe om hun medeleven te tonen en hem te troosten. Toen ze Job vanuit de verte zagen herkenden ze hem niet, en ze barstten uit in luid geweeklaag, ze scheurden hun kleren en wierpen stof omhoog over hun hoofd. Zeven dagen en zeven nachten bleven ze naast hem op de grond zitten zonder iets tegen hem te zeggen, want ze zagen hoe vreselijk hij leed.
Ter overweging Maar ergens moet je toch heen met je ellende. Het is zo oneerlijk dat het kwaad goede mensen treft.
Lezing: Job 3:1-5 en 24-26 Job opende zijn mond en vervloekte de dag van zijn geboorte. Hij zei: ‘Laat de dag dat ik geboren ben vergaan, en ook de nacht die zei: “Een jongen is verwekt.” Laat die dag een dag van duisternis worden, laat God in de hemel er geen acht op slaan. Laat die dag niet baden in het licht. Laat het diepste donker hem omhullen, leen dichte wolk hem bedekken en een zonsverduistering hem teisteren. Ik heb geen ander voedsel dan verdriet, mijn klachten stromen in een vloed van tranen. Wat ik vreesde, komt nu over me, wat mij angst aanjoeg, heeft me getroffen. Ik vind geen vrede, vind geen kalmte, mijn rust is weg – onrust bevangt mij.’
Ter overweging: De fundamenten waarop Jobs wereld was gebouwd, zijn ondergraven. Zijn wereld stort in. Het bestaan is zinloos geworden. In deze wereld wordt het goede niet altijd beloond. Maar de vrienden van Job geloven daar nog in. Het leed dat je overkomt is je eigen schuld. Er ontwikkelt zich een heftige woordenstrijd tussen Job en zijn vrienden. Elifaz zegt: Het valt me toch tegen van jou, Job. Je hebt mensen die het zwaar hadden altijd moed ingesproken. Waar is nu jouw moed, jouw vertrouwen dat het goed komt. Jij hebt altijd goed gedaan, Eens wordt het weer beter, Vertrouw op God. Maar Job ervaart alleen maar dat het slecht met hem gaat. Vindt Elifaz soms dat hij het toch verkeerd heeft gedaan? Vriend Bildad vindt dat Job God beledigt. God is een rechtvaardige rechter. Als de kinderen van Job gedood zijn dan zullen zijn die straf verdiend hebben. En Job, zie het nou maar onder ogen: jij zult ook wel verkeerd hebben gedaan. Maar als Job zich nu bekeert kan het toch weer goed komen. Maar voor Job werkt het voor- wat- hoort- wat- principe niet meer. In zijn ogen handelt God volstrekt willekeurig. Maar Job weigert zich erbij neer te leggen. De derde vriend reageert scherp op Job. Hij vindt het maar gezwets en spotten met God. Gods grootheid is een goddelijk mysterie, daar moet Job vanaf blijven. Als de leer en de ervaring van mensen botsen, dan kiezen de vrienden van Job voor de leer. Waar blijf je anders? Maar zij hebben gemakkelijk praten. Job ervaart dat de leer niet klopt met zijn ervaring. Job is nu vastberaden: ik zal mijn daden tegenover de Eeuwige verdedigen.
Lezing: Job 28: 12-15; 20-29: 3 11-16 30: 1a.10; 2-27.
De wijsheid – waar moet je haar zoeken, en het inzicht – waar is het te vinden? De wijsheid is verborgen voor de blik der levenden, look aan de vogels in de lucht laat ze zich niet zien. De afgrond en de dood, ze zeggen beide: ‘ Onze oren kennen haar slechts bij geruchte.’ Maar God kent haar wegen en hij weet waar ze verblijft. Want hij ziet tot aan de randen van de aarde, onder heel de hemel ontsnapt niets aan zijn blik. Toen hij de kracht schiep van de winden en de wateren omgrensde, toen hij zijn wet oplegde aan de regen en de wegen van de donderwolken baande, zag hij de wijsheid en hij toetste haar, hij peilde en doorgrondde haar. En hij sprak tot de mens: ‘ Ontzag voor de Heer – dat is wijsheid; het kwaad mijden – dat is inzicht.’ Job zette zijn betoog voort: ‘ Was alles maar als in de dagen van weleer, als in de dagen dat God over mij waakte, in de tijd dat zijn lamp boven mij scheen en mijn weg door het donker verlichtte, Ieder die mij hoorde prees mijn woorden, ieder die mij zag had niets dan lof, omdat ik de arme redde die om hulp riep, en de wees die in de steek gelaten was. Ik werd gezegend door de stervende, in het hart van de weduwe bracht ik de vreugde terug. Maar nu bespotten ze mij, Van afschuw deinzen ze terug voor mij en niets weerhoudt hen mij in het gezicht te spuwen. Ik sta in voor wat ik heb gezegd. Laat nu de Ontzagwekkende antwoord geven.
Zingen: za.: Ik sta voor u in leegte en gemis
zo.: Hoor mij wees niet doodse stilte
Lezing: En de HEER antwoordde Job vanuit een storm. Hij zei: Waar was jij toen ik de aarde grondvestte? Vertel het me, als je zoveel weet. Wie stelde haar grenzen vast? Jij weet dat toch? En wie sloot de zee af met een deur, toen ze uit de schoot van de aarde brak? Ik hulde haar in een gewaad van wolken en omwond haar met donkere nevels. Ik legde haar mijn grenzen op en sloot haar af met deur en grendelbalk, en zei: “Tot hiertoe en niet verder, dit is de grens die ik je trotse golven stel.”
Overweging God gaat verder, over de dieren die mensen angst aanjagen. De leeuw, de gier, de grote watermonsters en de draken, allemaal door God geschapen. Geschapen door de god met de naam Ik zal er zijn. Job wordt stil. Ik herken dat. Lopend langs die eeuwige, eindeloze zee, wordt mijn verdriet minder, is mijn probleem niet onoplosbaar, al weet ik nog niet hoe wel. Alsof je wordt opgenomen in een groter geheel. Je omarmd wordt. Je wordt stil. Ik zal er zijn laat ons niet vallen. Er groeit hoop. “ Eerder had ik over u gehoord, maar nu heb ik u met eigen ogen aanschouwd”, zegt Job. Maar dan spreekt God opnieuw: de vrienden hebben niet juist over God gesproken zoals Job dat wel deed. Zo wordt aan Job rechtgedaan. Ook wij hoeven niet passief te aanvaarden wat ons overkomt, maar mogen wij protesteren tegen de Eeuwige en tegen mensen. Want juist dat protest laat zien dat je je niet neerlegt bij deze wereld, maar gelooft in de nieuwe wereld van God. Dat je samen met de Eeuwige strijdt tegen de monsters van nu en lasten helpt dragen van mensen die het te zwaar hebben. De vrienden moeten boete doen en Job moet voor hen bidden, omdat God Job goedgezind is. Job die zo veel geleden heeft, neemt geen wraak, maar ziet de nood van zijn vrienden. Komt voor hen op bij God. Nadat Job voor zijn vrienden had gebeden, bracht de Eeuwige een keer in het leven van Job. Na de stilte, de vrede die je vindt, komt er ruimte, openheid voor het goede dat op je weg komt. Job kan verder als een gezegend mens. Eerst zijn er zijn broers en zusters die hem komen troosten. Mensen om je heen die naast je staan die je helpen waar ze kunnen. Wonden worden littekens. Er is pijn en gemis, maar ook mooie herinnering. Nieuwe positieve ervaringen brengen glans in je leven. Niet ieder zal zoals Job opnieuw kinderen ontvangen, maar misschien wel jonge mensen ontmoeten die als kinderen of kleinkinderen voor je zijn. Waarschijnlijk krijg je niet die rijkdom aan vee zoals bij Job, maar wel kun je je rijk voelen met mensen, met mooie dingen om je heen. Je wereld die op zijn kop stond, herschikt zich. anders dan eerst, nooit meer vaststaand, maar een wereld waarin je met vertrouwen kunt leven met een God die er zal zijn en met mensen die er zullen zijn.
Zingen Geloofslied : za.: Ik zal in mijn huis niet wonen
zo.: Die chaos schiep
Collecte en tafel klaar maken
Voor we beginnen met de voorbeden luisteren we naar een stem vanaf de vuilnisbelt Elsa Tamez
Beste broeder Job,
Je protestkreten hebben we gehoord. Je hebt ons besmet. Je blik die naar gerechtigheid dorst en je van woede vervulde adem bezielt ons met moed, tederheid en hoop. Je bent net als wij: ziek, verlaten, verdrukt, geminacht. Je hebt God aangepakt. Jij alleen hebt spreekrecht, omdat het onrecht je in je eigen vlees snijdt. Je vrienden zijn advocaten van god, ten koste van de mens. Ondraaglijk zijn de stiltes van God. God zwijgt om de mens te horen en te laten protesteren. Laten we opstaan companero Job: je kunt immers de Leviathan niet vangen met aas of de Behemot met een glimlach. Slechts de kracht van God in onze kracht kan ze verslaan. Nooit zul je meer dezelfde zijn. Je hebt de situatie van de ellendigen van binnenuit gekend. Je kent God nu beter. God heeft je hersteld om dat je met Hem gevochten hebt, tot hij je zegende. Wat ga je nu doen? God heeft jou hersteld…en wij? ….We verwachten je op de vuilnisbelt.
Voorbeden: accl: za. en zo.: Jij die onze gedachten raadt..
Wij bidden voor de mensen die leven op de vuilnisbelt van wat anderen wegdoen, wat ze te veel of afgedankt hebben. Voor mensen die zichzelf als vuilnis voelen, weggedaan, niet in tel, te lastig, niet meer van nut. Voor de illegalen in de Verenigde Staten die als misdadigers worden behandeld en voor hun kinderen die kind van de rekening zijn. Voor wie lijden onder het gemis van wie ze niet missen kunnen, het verlies van al hun middelen van bestaan, hun gezondheid.
Dat zij mogen ervaren dat U met hen mee protesteert, met hen vecht tot het leven goed is en dat er mensen zijn die de vuilnisbelt aandurven en troostend, protesterend en helend aanwezig zijn.
na intenties : za.: koester de namen
zo.: Voor uw aangezicht
Tafelgebed
Wij danken U dat U steeds opnieuw een land schept, waarin het goed is om te wonen. Een land vol kleuren, geuren en muziek; voor mensen als Job die oog hebben voor wie arm is of ziek,
die luisteren naar mensen met verdriet die zich bij hun eigen tegenslag en verdriet, soms worstelend, vasthouden aan U.
Wij danken u voor Jezus die zo in uw nabijheid leefde, dat hij steeds meer ging lijken op U, zodat hij licht werd genoemd en heelmaker; die zo dicht bij mensen was dat hij alles met hen deelde, heel zijn leven .
Ook toen zijn leven werd bedreigd, liet hij God en mensen niet los. Op de avond dat hij werd verraden, het was op het feest van de bevrijding, nam Hij het brood, dankte U, brak het en zei: Dit is wie ik ben: mijn leven heb ik gedeeld met jullie, zoals ik nu met jullie dit brood deel.
Na de maaltijd nam Hij de beker en zei: Dit is het teken van onze verbondenheid, van ons gezamenlijk verlangen naar de nieuwe wereld, van liefde sterker dan de dood. Blijf met elkaar je brood en je leven delen, de wijn van de toekomst drinken.
Hij stierf, maar het donker kon het licht niet doven Hij leeft onder ons waar wij worden aangestoken door zijn Geest: mensen vol levensadem, mensen die leven brengen als Hij, tot heel de aarde op een hemel lijkt tot het zo ver is blijven we bidden : Onze Vader,
Vredeswens: Vrede, zei Jezus. Ik zend jullie de wereld in. Zo veel mensen verlangen naar vrede. Ga, breng vrede, waar je ook bent. Vredeslied: za. en zo.: wie zijn leven niet wil geven
Delen van brood en wijn
In het delen van brood en wijn denken we aan hem, aan zijn leven en sterven en dat hij nog altijd leeft onder ons, waar wij ons leven delen, zoals hij dat deed: protesterend, bemoedigend, koesterend en helend. Van harte welkom aan deze tafel.
communielied: za. en zo.: Eet en drinkt van brood en wijn
Dankgebed Wij danken u dat wij hier samen het geheim van het leven mogen ervaren dat wij hier mogen delen wat ons zwaar valt en wat ons hoop geeft dat wij boven onze zorgen mogen worden uitgetild en samen mogen opstaan luit wat klein maakt of verlamt en op weg mogen gaan naar een nieuwe wereld met brood voor onderweg lom te delen met wie op ons pad komt
Mededelingen
Slotgedachte:
Geloof is geen overtuiging, maar een eigenschap. Zoals muzikaliteit of artisticiteit. En dat, zoals er mensen zijn die zingen, niet omdat zij dat willen maar omdat er een stem in hen oprijst, zijn er ook mensen die geloven, niet uit angst en niet uit hoop op beloning maar omdat zij krachtens hun wezen niet anders kunnen.’ (p.121 Brieven aan mijn kleinzoon, A. Herzberg )
Zegen:
De eeuwige schenke ons de behoedzaamheid van zijn handen
De goedheid van haar ogen, de glimlach van zijn mond,
De vastheid van haar stappen, De vrede van zijn woorden
De warmte van haar hart, Het vuur van zijn Geest
Het geheim van haar aanwezigheid
Als Vader/Moeder, Zoon en goede geest
Slotlied za.: Wij hebben voor u gebeden
zo.: in ‘t laatste van de dagen