Sint Frans en de rozenkrans

SAN SALVATORGEMEENSCHAP / zaterdag 5 oktober 2019

THEMA: Sint Frans en de rozenkrans

Piano: Gieneke Ruyters
Voorganger: Wilton Desmense
Lectoren: Marga van de Koevering

OPENINGSLIED: U rozenkrans bemin ik

WELKOM
Welkom allemaal; het is vandaag de dag na Sint Franciscus. Aandacht hebben voor al Gods schepselen was zijn handelsmerk. Het is deze maand de maand van Maria’s rozenkrans. Oog hebben voor alle rozen om je heen, roze, rood, wit of geel, met en zonder doornen, brengt een mooie cadans in je leven. In deze viering wil ik tegelijkertijd speciale aandacht schenken aan Sint Franciscus en ook aan de rozenkrans.

GEBED (in de geest van Franciscus)
Mooi is de wereld als de rozen bloeien,
als de aarde groen is en het koren geel.
Als de jongens en de meisjes stoeien
en de bijen zoemen van steel naar steel.
Dan zijt gij geprezen, God, om de schoonheid van uw schepping, om onze aarde en om het heelal.
Geef dat wij deze zegeningen koesteren
en ze behoeden voor het verval!
ACCL.: Groot is de wereld en lang duurt de tijd

INLEIDING
In de eerste lezing uit het Oude Testament is de profeet Habakuk aan het woord. Israël werd in zijn tijd bedreigd door de Babyloniërs. Toch blijft Haba-kuk vertrouwen op God. De tweede lezing is een verhaal over Sint Franciscus. Het verhaal is voor het grootste deel te vinden in de zogenaamde Fioretti,
de Bloempjes, van Sint Frans.

EERSTE LEZING (Habakuk 3; 1-2 en 16-19)
Dit is een gebed van Habakuk, de profeet.
“Heer, ik heb gehoord wat U gezegd heeft. Ik heb diep ontzag voor U. Heer, doe in de komende jaren alstublieft weer machtige dingen! Heb in uw woede ook medelijden met ons!
Ik zal rustig blijven in de tijd dat we in nood zullen zijn, als de vijand het volk met zijn legers aanvalt.
Zelfs als de vijgenbomen niet zullen bloeien, en er geen één druif in de wijngaarden te vinden zal zijn,
en we geen enkele olijf van de olijfbomen zullen kunnen oogsten, en er niets meer op de akkers zal groeien, en alle schapen uit de stallen zullen worden geroofd, en alle koeien verdwenen zullen zijn, zelfs dan zal ik tóch nog juichen over de Heer, blij jubelen over de God die voor mij zorgt. Want de Heer is mijn kracht. Dankzij Hem zal ik rondspringen als een
hert. Hij zal ervoor zorgen dat ik stevig blijf staan.”

LIED: Ik zie de hemel opengaan

TWEEDE LEZING (Sint Frans en de rozenkrans)
Tijdens het leven van Sint Franciscus sloot een heel open en eerlijke jongeman zich aan bij Franciscus’ volgelingen. Die beschikten al over enkele kloosters en hij trok in in een piepklein exemplaar. Men sliep er op de vloer, want je kon er zelfs geen bed kwijt.
Eens kwam Franciscus zelf in dit klooster. ’s Avonds legde hij zich al vroeg ter ruste. Hij was namelijk gewend om, als de andere broeders sliepen, op te staan om de rozenkrans te gaan bidden. De jongeman, die Franciscus zorgvuldig in diens doen en laten wilde volgen, wilde graag precies weten, wat die ’s nachts deed, als hij was opgestaan. Daarom ging hij naast Franciscus liggen en bond, zonder dat Franciscus dit merkte, zijn witte koord, dat Franciscanen om hun middel dragen, vast aan dat van Franciscus; als deze opstond, zou hij het meteen merken. Toen alles in rust was en Francis-cus wilde opstaan, merkte hij dat zijn koord aan dat van de jongeman vastzat; heel zachtjes ontknoopte hij het, opdat de jongeman zou doorslapen, en ging toen alleen het bos in, waar hij verzonk in meditatie.
Na een poosje werd de jongeman wakker en merkte dat Franciscus weg was. De deur die naar het bos leidde, stond op een kier. Hij vermoedde dat Franciscus het bos in was gegaan en deed hetzelfde. Hij naderde de plek, een open plek in het bos, waar Franciscus bad. Deze werd beschenen door de volle maan. Franciscus’ lippen, Franciscus’ vingers
bewogen in een cadans die het ritme volgde van de kralen van zijn rozenkrans, die door het licht van de volle maan schitterend oplichtten. Hij bad: Wees gegroet, Maria, o violette zoet, wees mij, uw kinde, goed. Onze vader, vergeef mij mijn schuld. Wees geprezen, mijn Heer, door zuster maan en de sterren. Aan de hemel hebt Gij ze gevormd, helder en kostbaar en mooi. De jongeman zag en hoorde het, hij hoorde Franciscus bidden, en de ogen sluitend werd hij meegevoerd op die rustgevende cadans van de rozenkrans naar een visioen van een wonderbaar licht: daarin ontwaarde hij Jezus, Maria, Johannes de Doper en Johannes de evangelist en een grote menigte engelen, die zich allen met Franciscus onderhielden. Het was een licht dat alle duisternis overstraalde en voor altijd leek weg te nemen. Toen Franciscus terugkeerde naar het klooster, trof hij de jongeman als dood op de grond liggend aan. Hij nam hem op en droeg hem in zijn armen, zoals de Goede Herder doet met zijn schaapjes. En toen deze was bijgekomen en aan Franciscus vertelde, welk visioen hij had gezien, beval hij hem om gedurende Franciscus’ leven aan
niemand hier ooit over te spreken.

ACCL.: Oren en ogen gaan open voor Jezus

OVERWEGING
In de eerste lezing zegt Habakuk: “Heer, ik heb gehoord wat U gezegd heeft. Ik heb diep ontzag voor U.” Het zijn woorden die ons ouderwets in de oren klinken. Wanneer horen wij God nog spreken? Maar dat gold ook al voor de mensen in Habakuks tijd. God sprak nooit direct, hij sprak bij monde van profeten. Tenminste, dat beweerden die profeten. En we weten allemaal, hoe gevaarlijk het is, als iemand de wil van God beweert te verkondigen.
Wat wij hier met elkaar gemeen hebben is, denk ik, dat we iets goddelijks herkennen in bepaalde woorden, beelden en situaties. Habakuk schildert een aantal beelden uit de natuur, die door het optreden van de vijand tot het uiterste getart wordt: van de vijgenbomen die niet meer zullen bloeien tot en met de koeien die verdwenen zullen zijn. Het is een beeld dat vergelijkbaar is met dat van de desolate toestand van vernieling die in Rosmalen, Den Bosch, Engelen en Bokhoven na de bevrijding in oktober 1944 restte en waardoor je hier geen foto’s ziet van vreugdetaferelen, die er in andere steden in het bevrijde zuiden van ons land wel zijn genomen.
Habakuk stond stevig in zijn schoenen: “De Heer is mijn kracht”, zegt hij. Dankzij Hem zal ik rond-springen als een hert. Hij zal ervoor zorgen dat ik stevig blijf staan. Ik vertaal dat liever naar deze tijd: Ik ga er mijn best voor doen dat ik in deze wereld het goddelijke blijf herkennen. Franciscus is een ander verhaal. Of liever: een tweede verhaal om inspiratie uit te putten. Hij was een man van de natuur. Hij loofde Gods natuur in het zonnelied. Voor hem was de natuur een inspiratiebron. In de natuur zocht en vond hij contact met het goddelijke. Daar ontstonden, al biddend en mediterend, de beelden, die hem vertrouwd waren van de verhalen en van zijn geloof en zij kwamen weer tot leven. Zij spraken in die verbeelding tot hem en hij sprak met hen. Dat gaf hem de kracht om de bijzondere dingen die hij zichzelf oplegde, te volbrengen.
Franciscus beschouwde het als zijn taak de kerk van Christus te redden van de ondergang. Dat werd zelfs door de toenmalige paus erkend. Voor mij betekent het woord kerk: de mensen die zich verenigd voelen door de overtuiging dat alle mensen gelijk zijn en dat wij ons samen moeten inzetten voor het behoud van een wereld, waarin dat werkelijkheid wordt.
Was Sint Franciscus een vernieuwer? Of was hij ouderwets en behoudend? Je kunt daar een oordeel over hebben en dat hangt natuurlijk af van je eigen maatstaven. Maar hebben we er iets aan om dat oordeel uit te spreken? Schieten we daar iets mee op? In plaats van een oordeel uit te spreken kunnen we beter de verhalen laten spreken: verhalen die tot de verbeelding spreken, zeker als we ze willen plaatsen in de tijd, waarin ze tot stand kwamen.
Ik had het verhaal van Sint Frans en de rozenkrans kunnen beginnen met u te verzekeren dat Maria nooit een rozenkrans heeft gehad en Franciscus evenmin. Maar daar weet ik eerlijk gezegd niets van. Ik ging er voor de draai die ik aan het verhaal heb gegeven, liever van uit dat ze er allebei een hadden en misschien nog wel meer ook. En verder zou ik zeggen: denk er het uwe van, dan is het niet voor
niets verteld!

LIED: Kwam van Godswege … Franciscus was zijn naam

VOORBEDEN
Wij bidden dat wij de bron van het leven niet zullen uitputten, de adem ervan zuiver houden en de ziel van de schepping behoeden.
ACCL.: Gij hart, Gij bron van leven
Wij bidden dat wij de toorts van het leven, die ons voorgeslacht aan ons doorgaf, brandende houden, zodat hij warmte en licht blijft verspreiden.
ACCL.: Gij vuur dat voor ons uittrekt
Wij bidden dat de inspiratie van de woorden die Jezus ons meegaf, blijft doorklinken in de woorden die wij zelf gebruiken naar anderen toe.
ACCL.: Gij woord dat door ons mens wordt
We bidden mee met de intenties die in ons gebedenboek staan geschreven. En we noemen vandaag in het bijzonder uw moeder Maria, uw dienaar Franciscus van Assisi, Jack Snackers, Ceciel
van der Lugt, Ben van Houten en Karel Geerts.
ACCL.: Blijf hen nabij

TAFELGEBED: Gij die weet wat in mensen omgaat

ONZE VADER
eindigend met accl.: Want van U is de toekomst

VREDESWENS
Alle mensen samen, niemand meer alleen,
rond de ene tafel, alle mensen een.
Laat ons elkaars handen raken en elkaar in de ogen
zien: vrede zij met ons.

LIED: Maak mij tot een bedding

BREKEN EN DELEN
Laten wij doen, zoals zij deden, Jezus en zijn vrienden: samen het brood en de wijn van de wereld nuttigen en nooit vergeten dat altijd te blijven doen als teken van verbondenheid en
vriendschap.

LIED: God groet u zuiv’re bloeme

GEBED
Wees geprezen, God, om al wat U geschapen hebt,
om broeder zon, die de dag is en door wie Gij ons verlicht. Wees geprezen om zuster maan en de sterren, helder en kostbaar en mooi. Wees geprezen om zuster water, die heel nuttig is en nederig, kostbaar en kuis. Wees geprezen om moeder aarde,
die ons voedt en leidt, en allerlei vruchten voortbrengt, bonte bloemen en planten. Wees geprezen om wie de aarde koesteren en om wie de
vrede dragen in het hart.

MEDEDELINGEN

SLOTGEDACHTE (Lucas 17)
De twaalf leerlingen zeiden tegen de Heer Jezus: “Geef ons meer geloof!” De Heer zei: “Je geloof hoeft maar zo groot te zijn als een mosterdzaadje. Als je dan tegen een boom zou zeggen: ‘Kom met wortels en al uit de grond en ga in de zee staan,’ dan zou hij je gehoorzamen. En als jullie alles hebben gedaan wat jullie bevolen is, moeten jullie zeggen: ‘We zijn maar knechten. We hebben
gewoon gedaan wat we moesten doen.’ ”

GEZAMENLIJKE ZEGEN
Laten wij nu, gestimuleerd door de inspiratie
die we hier mochten ontvangen en vervuld van zijn zegen onze levensweg vervolgen, in de naam van de
vader en de zoon en de heilige geest.

SLOTLIED: Vervuld van uw zegen

Nog geen reacties

Reactie plaatsen