Goede vrijdag 2013

Elk blad ademt de boom tot leven

San Salvator gemeenschap 29 mrt 2013
Goede Vrijdag
Thema: Stilte nu
Voorgangers: John Parker, Ard Nieuwenbroek, Liesbeth van Leijen en Erick Mickers.

Instrumentaal

Inleiding
Bronnen van Leven. Voor veel christenen is wat er op de eerste Goede Vrijdag gebeurde dé bron van leven: een mens die zijn leven geeft voor anderen.
Een mens: verraden, verloochend, uitgeleverd, gemarteld, gedood.
En sindsdien? hoe vaak is dit verhaal niet herhaald? In hoeveel landen? In iedere eeuw. Mannen, vrouwen, kinderen. En waarom? Vanwege een religieus geloof, een politieke overtuiging; vanwege huidskleur, ras, geslacht. Of om niets.
Door Jezus te volgen op de laatste dag van zijn leven, gedenken wij allen die slachtoffers zijn van geweld, van handen van medemensen. Wij vieren hier zo vaak het leven. Wij spreken en zingen onze hoop. Ooit zal er een dag zijn waar niemand het kruis hoeft te dragen.

Jezus in de hof
Ze kwamen bij een plek die Getsemane heet, en Hij zei tegen zijn leerlingen: ‘Ga hier zitten, terwijl Ik ga bidden.’ En Hij nam Petrus, Jacobus en Johannes met zich mee en begon angstig en onrustig te worden, en zei tegen hen: ‘Ik ben dodelijk bedroefd. Blijf hier, en blijf wakker.’ Hij ging een eindje verder.
Koor: Hij wierp zich op de aarde neer en bad:
          “Vader, als het mogelijk is, laat deze beker mij voorbijgaan.
          maar niet mijn wil geschiede, maar uw wil.
Hij ging terug en vond hen in slaap, en Hij zei tegen Petrus: ‘Simon, slaap je? Kon je niet één uur wakker blijven? Blijf wakker en bid dat jullie in de beproeving niet bezwijken. De geest is wel van goede wil, maar het vlees is zwak.’
Hij ging weer bidden met dezelfde woorden. Toen Hij weer terugkwam, vond Hij hen wederom in slaap, want hun ogen waren zwaar, en ze wisten niet wat ze Hem moesten antwoorden. Hij kwam voor de derde keer en zei tegen hen: ‘Slaap nu maar rustig verder. Het is voorbij. Het uur is gekomen; nu wordt de Mensenzoon overgeleverd in de handen van de zondaars. Sta op, laten we gaan. Kijk, hij die Mij overlevert, komt eraan.’
Hij was nog niet uitgesproken of daar kwam Judas aan, een van de twaalf, en hij had een hele bende bij zich met zwaarden en knuppels, gestuurd door de hogepriesters, schriftgeleerden en oudsten. Hij die Hem overleverde, had een teken met hen afgesproken: ‘Die ik zal kussen, die is het. Grijp Hem en zet Hem veilig vast.’ Toen hij eraan kwam, ging hij recht op Hem af en zei: ‘Rabbi’, en kuste Hem. Ze grepen Hem en overmeesterden Hem. Een van de omstanders trok zijn zwaard, sloeg in op de knecht van de hogepriester en hakte hem een oor af. Daarop zei Jezus: ‘Alsof Ik een bandiet ben, zo bent u met zwaarden en knuppels op Mij afgekomen om Mij in handen te krijgen. Dag in dag uit gaf Ik bij u in de tempel onderricht, en u hebt Me niet opgepakt. Maar de Schriften moeten in vervulling gaan.’ Ze lieten Hem allemaal in de steek en vluchtten weg.

commentaar
Komen mijn belagers te na, zij struikelen, zij vallen.
Zelfbewust treedt Jezus uit de nachtelijke tuin naar voren:
‘Ik ben het,’ zegt hij.
‘Als jullie mij zoeken, laat dan mijn vrienden gaan.’
Als we hem in de ogen konden zien, hadden wij misschien geweten
dat hij leed aan wat we aan elkaar en aan onze wereld aandoen,
dat we vaak geen andere woorden hebben dan wapens,
die wonden slaan die nooit meer helen, woorden die alleen verliezers kennen.
Als we hem in de ogen konden zien wisten we misschien
hoe hij zich, als een lam
wist uitgeleverd aan de machten van de donkere nacht.
‘Hoeveel doden moet ik sterven om eindelijk bevrijd te zijn?’

Gebed
Eeuwige, wij bidden:
voor allen die verraden worden
voor alle mensen die gekwetst worden,
omdat ze opkomen voor de zwakke medemens,
voor alle mensen die gekwetst worden,
omdat ze onrecht en onmacht tegenspreken,
voor alle mensen die gekwetst worden,
omdat zij naar het voorbeeld van Jezus willen leven en getuigen,
dat zij in dit voorbeeld van Jezus weer hoop vinden.
Lied: Voor mij alleen de weg, voor mij alleen

Jezus voor de hogepriesters Johannes 18, 12-23
Ze brachten hem eerst naar Annas, de schoonvader van Kajafas. Kajafas was dat jaar hogepriesteren hij was het die de religieuze leiders van het volk had voorgehouden: ‘Het is goed dat één man sterft voor het hele volk.’Simon Petrus liep met een andere leerling achter Jezus aan. Deze andere leerling kende de hogepriester en ging met Jezus het paleis van de hogepriester in, maar Petrus bleef buiten bij de poort staan. Daarop kwam de andere leerling, de kennis van de hogepriester, weer naar buiten; hij sprak met de portierster en nam Petrus mee naar binnen.Het meisje sprak Petrus aan: ‘Ben jij soms ook een leerling van die man?’ ‘Nee, ik niet,’ zei hij. De slaven en de gerechtsdienaars stonden zich te warmen bij een vuur dat ze hadden aangelegd omdat het koud was; ook Petrus ging zich erbij staan warmen.
De hogepriester ondervroeg Jezus over zijn leerlingen en over zijn leer.Jezus zei: ‘Ik heb in het openbaar tot de wereld gesproken. Ik heb steeds onderricht gegeven op plaatsen waar de mensen bij elkaar komen, in synagogen en in de tempel, en nooit heb ik iets in het geheim gezegd. Waarom ondervraagt u mij? Vraag het toch aan de mensen die mij gehoord hebben, zij weten wat ik gezegd heb.’ Toen Jezus dat zei gaf een van de dienaren die erbij stonden, hem een klap in het gezicht: ‘Is dat een manier om de hogepriester te antwoorden?’ Jezus zei: ‘Als ik iets verkeerds gezegd heb, zeg dan wat er verkeerd was, maar als het juist is wat ik heb gezegd, waarom slaat u me dan?’ Daarna stuurde Annas hem geboeid naar Kajafas, de hogepriester.

commentaar
Verloochening en spot: hierin weerspiegelt zich
de kwetsbaarheid van de Eeuwige zelf.
In zijn almacht neemt hij de gestalte aan
van een gewond en vernederd mens,
het gelaat van iemand die zijn leven wegschenkt,
om ons zo te leren dat dit het beeld is
waarnaar wij allen geschapen zijn:
iemand die ontwapend liefheeft
en daarin tot het uiterste wil gaan.
God nodigt ons uit te leven, te aarden naar dat beeld.

Gebed
Eeuwige, wij bidden:
voor elke mens die uit jaloersheid van medemensen
zijn handen afgesneden wordt,
voor elke mens die omwille van roddels en verhalen
zijn handen niet meer durft uitsteken,
voor mensen die vastgebonden zitten in hun eenzaamheid
en niemand vinden die hen tussen medemensen brengt,
voor mensen die vastgenageld worden op hun verleden
en niet meer tussen mensen durven komen,
dat zij in dit voorbeeld van Jezus weer durf vinden.
Lied: Jij bent de God die mij gegeven is

Paars doek wordt neergelegd

Jezus voor Pilatus Johannes 18, 33 – 19. 16
Pilatus ging het pretorium weer in. Hij liet Jezus bij zich komen en vroeg hem: ‘Bent u de koning van de Joden?’ Jezus antwoordde: ‘Vraagt u dit uit uzelf of hebben anderen dit over mij gezegd?’ ‘Ik ben toch geen Jood,’ antwoordde Pilatus. ‘Uw oversten, uw hogepriesters en schriftgeleerden hebben u aan mij uitgeleverd – wat hebt u gedaan?’ Jezus antwoordde: ‘Mijn koningschap hoort niet bij deze wereld. Als mijn koningschap bij deze wereld hoorde, zouden mijn dienaren wel gevochten hebben om te voorkomen dat ik aan hen werd uitgeleverd. Maar mijn koninkrijk is niet van hier.’ Pilatus zei: ‘U bent dus koning?’ ‘U zegt dat ik koning ben,’ zei Jezus. ‘Ik ben geboren en naar de wereld gekomen om van de waarheid te getuigen, en ieder die de waarheid is toegedaan, luistert naar wat ik zeg.’ Hierop zei Pilatus: ‘Maar wat is waarheid?’
Na deze woorden ging hij weer naar buiten. ‘Ik heb geen schuld in hem gevonden,’ zei hij. Maar het is bij u gebruikelijk dat ik met Pesach iemand vrijlaat – wilt u dat ik de koning van de Joden vrijlaat?’ Toen begon iedereen te schreeuwen: ‘Hem niet, maar Barabbas!’ Barabbas was een misdadiger.
Toen liet Pilatus Jezus geselen. De soldaten vlochten een kroon van doorntakken, zetten die op zijn hoofd en deden hem een purperen mantel aan. Ze liepen naar hem toe en zeiden: ‘Leve de koning van de Joden!’, en ze sloegen hem in het gezicht. Pilatus liep weer naar buiten en zei: ‘Ik zal hem hier buiten aan u tonen om u duidelijk te maken dat ik geen enkel bewijs van zijn schuld heb gevonden.’ Daarop kwam Jezus naar buiten, met de doornenkroon op en de purperen mantel aan. ‘Hier is hij, de mens,’ zei Pilatus. Maar toen de hogepriesters en de gerechtsdienaars hem zagen begonnen ze te schreeuwen: ‘Kruisig hem, kruisig hem!’ Toen zei Pilatus: ‘Neem hem dan maar mee en kruisig hem zelf, want ik zie niet waaraan hij schuldig is.’ Zij zeiden: ‘Wij hebben een wet die zegt dat hij moet sterven, omdat hij zich de Zoon van God heeft genoemd.’ Toen Pilatus dat hoorde werd hij erg bang. Hij ging het pretorium weer in en vroeg aan Jezus: ‘Waar komt u vandaan?’ Maar Jezus gaf geen antwoord. ‘Waarom zegt u niets tegen mij?’ vroeg Pilatus. ‘Weet u dan niet dat ik de macht heb om u vrij te laten of u te kruisigen?’ Jezus antwoordde: ‘De enige macht die u over mij hebt, is u van boven gegeven.’ Vanaf dat moment wilde Pilatus hem vrijlaten. Maar de oversten van het volk riepen: ‘Als u die man vrijlaat bent u geen vriend van de keizer, want iedereen die zichzelf tot koning uitroept pleegt verzet tegen de keizer.’ Pilatus hoorde dat, liet Jezus naar buiten brengen en nam plaats op de rechterstoel op het zogeheten Mozaïekterras, in het Hebreeuws Gabbata. Het was rond het middaguur op de voorbereidingsdag van Pesach. Pilatus zei tegen de menigte: ‘Hier is hij, uw koning.’ Meteen schreeuwden ze: ‘Weg met hem, weg met hem, aan het kruis met hem!’ Pilatus vroeg: ‘Moet ik uw koning kruisigen?’ Maar de hogepriesters antwoordden: ‘Wij hebben geen andere koning dan de keizer!’
Toen droeg Pilatus hem aan hen over om hem te laten kruisigen.

commentaar
Samen met hem, het kruis van wie al niet?
Het kruis als weg van de verlorene,
het kruis als staf van de vermoeide,
het kruis als steun van de zwakke,
het kruis als gids van de blinde,
het kruis als brood van de hongerige,
het kruis als bron van de dorstige,
het kruis als kleed van de naakte,
het kruis als zegen voor de geknechte,
het kruis als levensboom,
voor allen die verlangen naar levenskracht.

Gebed
Eeuwige, wij bidden voor allen die veroordeeld worden
zonder proces, zonder zich te kunnen verdedigen.
Wij bidden voor allen die, machteloos,
prooi zijn van onrecht.
Lied: Oud het leven dat wij lijden

Het kruis wordt op het doek neergelegd

De dood van Jezus (gezongen)
Zij sleepten hem naar Golgotha, de schedelplaats.
Toen zij hem gekruisigd hadden verdeelden zij zijn kleren
en dobbelden om zijn omslagdoek.
het was negen uur ’s morgens toen zij hem kruisigden.
Samen met hem kruisigden zij ook twee rovers,
de één rechts, de ander links van hem.
Voorbijgangers hoonden hem,
de priesters en schriftgeleerden spotten onder elkaar:
anderen heeft hij gered, zichzelf kan hij niet redden.
Het werd middag, duisternis viel over heel het land –
het werd drie uur in de middag.
Toen riep hij: eloï, eloï, lama sabaktani
dat is vertaald: God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten.
Toen schreeuwde hij onverstaanbaar en was dood.

commentaar
Deze mens, een gerechte.
Iemand die niet spreekt over God, maar God dóet.
Een verzoener die het kwaad in de wereld niet doorgeeft,
maar er met zijn rug tegenaan gaat staan,
zeggen de rabbijnen,
en het zo een halt toeroept.
Om tenslotte te kunnen zeggen: zo is het goed,
het is volbracht.
Zijn leven eindigt niet omdat het op is,
maar omdat hij zijn laatste daad stelt,
en zijn geest teruggeeft aan de vader.
Hij vertrouwt zijn leven immers niet toe aan de dood,
maar aan de Levende.
Alles wat hij is, legt hij neer in Gods handen.

Gebed
Eeuwige, wij bidden voor onszelf.
Wij dragen een kruis ieder zijn of haar eigen kruis.
Vaak zonder het te tonen, vaak in eenzame pijn.
Mogen wij bereid zijn het kruis van een ander
mee te dragen, als medemens.
Lied: Zij die stom zijn

Bloemen worden in stilte om het kruis heen gelegd
Lied: Beeld en gelijkenis

Begrafenis van Jezus Johannes 19, 31-42
Het was voorbereidingsdag, en de Joodse autoriteiten wilden voorkomen dat de lichamen op sabbat, en nog wel een bijzondere sabbat, aan het kruis zouden blijven hangen. Daarom vroegen ze Pilatus of de benen van de gekruisigden gebroken mochten worden en of ze de lichamen mochten meenemen. Toen braken de soldaten de benen van de eerste die tegelijk met Jezus gekruisigd was, en ook die van de ander. Vervolgens kwamen ze bij Jezus, maar ze zagen dat hij al gestorven was. Daarom braken ze zijn benen niet. Maar een van de soldaten stak een lans in zijn zij en meteen vloeide er bloed en water uit.
Na deze gebeurtenissen vroeg Josef uit Arimatea – die uit vrees voor de Joodse autoriteiten in het geheim een leerling van Jezus was – aan Pilatus of hij het lichaam van Jezus mocht meenemen. Pilatus gaf toestemming en Josef nam het lichaam mee. Nikodemus, die destijds ’s nachts naar Jezus toe gegaan was, kwam ook; hij had een mengsel van mirre en aloë bij zich, wel honderd litra. Ze wikkelden Jezus’ lichaam met de balsem in linnen. Dicht bij de plaats waar Jezus gekruisigd was lag een olijfgaard, en daar was een nieuw graf, waarin nog nooit iemand begraven was. Omdat het voorbereidingsdag op de Sabbat was en dat graf dichtbij was, legden ze Jezus daarin.
Lied: Stilte nu

Slot
Wij voelen mee met wat Jezus meemaakte zo ’n tweeduizend jaar geleden. Maar wij voelen ook mee met wat Hij nu meemaakt in die vele kleine mensen die lijden.
Telkens zouden wij het lijden willen verzachten, de dood willen tegengaan. Maar wij voelen ons machteloos. Soms zelfs vrezen wij dat het kwade sterker is dan het goede. Het enige waartoe wij in staat zijn, is in geloof en vertrouwen meegaan met de lijdende mensen. Pasen is het teken dat strelen langer duurt dan slaan, dat delen langer standhoudt dan onderdrukking, dat leven het haalt op de dood, dat liefde wint van haat.
Laten we bidden dat ook in onze tijd Pasen aan onze wereld mag gebeuren.
Laat ons dan in de stilte van dit uur bidden en dromen dat Pasen dichterbij komt.

Weggaan in stilte

Nog geen reacties

Reactie plaatsen