God is humanist geworden

Elk blad ademt de boom tot leven

San Salvatorgemeenschap 15 – 16 nov 2014
Thema: God is humanist geworden!
Voorganger: Erick Mickers
Muzikale ondersteuning: de Cantorij

Openingslied za: Ik zal in mijn huis niet wonen – zo: Dit huis is een huis

Welkom
Van harte welkom allemaal. Van waar u ook komt, het voelt goed dat u er bent. Voor al diegenen die ook vrijdag al hier waren en hebben deelgenomen aan de dienstenveiling, fijn dat jullie er ook vandaag bij zijn. We hopen maar dat er ook vandaag iets bij zit wat u aanspreekt. Een voordeel hebt u in ieder geval, u hoeft er vandaag niet op te bieden.

Openingswoord
Vandaag wordt in het evangelie gesproken over de werken van barmhartigheid. Wat we kunnen doen voor anderen om zo goed als God te zijn. Barmhartigheid, een woord dat voor sommigen van ons een beeld oproept van weleer, van oude tijden. Een woord wellicht dat ons doet denken aan morele verplichtingen en weldoenerij omdat het zo hoort. Barmhartigheid is een oud woord dat vandaag de dag eerder met de woorden mededogen en compassie wordt aangeduid.
Er is zelfs een beweging die dit woord weer nieuw leven wil inblazen. Die beweging laat barmhartigheid beginnen met een warm hart voor jezelf, om van daaruit er te kunnen zijn voor anderen. Woorden als barmhartigheid, mededogen, compassie maken deel uit van de geloofstaal. Een humanist zou kunnen spreken over: hart voor mensen hebben, mensen tot hun recht laten komen.
Mag het vertrouwde verhaal, ondanks het aloude beeld van barmhartigheid, opnieuw tot de verbeelding spreken, ons hart herscheppen en ons doen leven.

Mogen we dat elkaar toewensen, in stilte en gebed,
in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest.

Gebed
Jij Ene, alom aanwezige, het is in de stilte
dat ons hart zich opent voor Jou,
opdat jouw liefde onze liefde wordt,
opdat jouw stem onze stem kan zijn.
Het is in de rumoer van het leven
dat ons hart zo verlangt naar jou,
naar jouw geborgenheid, naar jouw weldadige nabijheid.
Raak ons met jouw zachtheid, om geroerd en bezield
te kunnen leven vanuit jouw hart.

Acclamatie za: Herschep ons hart – zo: wat is de mens, wat zijn de dagen

1e lezing Uit de profeet Ezechiël 34,11-17
Dit zegt God, de HEER: “Ik zal zelf naar mijn schapen omzien en zelf voor ze zorgen.
Zoals een herder naar zijn kudde op zoek gaat als zijn dieren verstrooid zijn geraakt, zo zal ik naar mijn schapen op zoek gaan en ze redden, uit alle plaatsen waarheen ze zijn verdreven op een dag van dreigende, donkere wolken. Ik zal ze uit alle volken terughalen en uit alle landen bijeenbrengen, ik zal ze naar hun eigen land laten terugkeren. Op de bergen van Israël en bij de waterstromen zal ik ze weiden, overal in het land waar mensen wonen. Ik zal ze laten grazen op een goede weide, ook hoog in de bergen van Israël zullen ze gras vinden; op Israëls bergen zullen ze rusten op groen grasland en in een grazige weide.
Ikzelf zal mijn schapen weiden en ze laten rusten” – spreekt God, de HEER.
“Ik zal naar verdwaalde dieren op zoek gaan, verjaagde dieren terughalen, gewonde dieren verbinden, zieke dieren gezond maken – maar de vette en sterke dieren zal ik doden. Ik zal ze weiden zoals het moet. U, mijn schapen,” zo spreekt de heer God, “ik ga recht spreken tussen het ene schaap en de andere.”
Lied za: Wie mag te gast zijn – zo: Zijt gij mijn God een herder

2e lezing Mattheus 25,31-46
Wanneer de Mensenzoon komt, omstraald door luister en in gezelschap van alle engelen, zal hij plaatsnemen op zijn glorierijke troon. Dan zullen alle volken vóór hem worden samengebracht en zal hij de mensen van elkaar scheiden zoals een herder de schapen van de bokken scheidt; de schapen zal hij rechts van zich plaatsen, de bokken links.
Dan zal de koning tegen de groep rechts van zich zeggen: “Jullie zijn door mijn Vader gezegend, kom en neem deel aan het koninkrijk dat al sinds de grondvesting van de wereld voor jullie bestemd is.
Want ik had honger en jullie gaven mij te eten,
ik had dorst en jullie gaven mij te drinken.
Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op,
ik was naakt, en jullie kleedden mij.
Ik was ziek en jullie bezochten mij,
ik zat gevangen en jullie kwamen naar mij toe.”
Dan zullen de rechtvaardigen hem antwoorden: “Heer, wanneer hebben wij u hongerig gezien en te eten gegeven, of dorstig en u te drinken gegeven?
Wanneer hebben wij u als vreemdeling gezien en opgenomen, u naakt gezien en gekleed? Wanneer hebben wij gezien dat u ziek was of in de gevangenis zat en zijn we naar u toe gekomen?”
En de koning zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie: alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.”
Daarop zal hij ook de groep aan zijn linkerzijde toespreken: “Jullie zijn vervloekt, verdwijn uit mijn ogen naar het eeuwige vuur dat bestemd is voor de duivel en zijn engelen.
Want ik had honger en jullie gaven mij niet te eten,
ik had dorst en jullie gaven me niet te drinken.
Ik was een vreemdeling en jullie namen mij niet op,
ik was naakt en jullie kleedden mij niet.
Ik was ziek en zat in de gevangenis en jullie bezochten mij niet.”
Dan zullen ook zij antwoorden: “Heer, wanneer hebben wij u hongerig gezien of dorstig, als vreemdeling of naakt, ziek of in de gevangenis, en hebben wij niet voor u gezorgd?” En hij zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie: alles wat jullie voor een van deze onaanzienlijken niet gedaan hebben, hebben jullie ook voor mij niet gedaan.”
Hun staat een eeuwige bestraffing te wachten, de rechtvaardigen daarentegen het eeuwige leven.’
Acclamatie za: Gij die uw naam hebt uitgeroepen – zo: Het woord dat ik jou geef

Overweging
Ezechiël vertelt dat God zelf zorg draagt voor zijn schapen en daar naar omziet, dat Hij ze zelf laat weiden en terugbrengt naar eigen land. De herders die aangesteld zijn maken er een potje van, daarom zal God het zelf doen. De verdwaalden, de gewonden, de verjaagden, de zieken zal hij helpen. De sterke en vette dieren, die enkel de anderen vertrappen, zal hij doden. Zo zal hij recht doen. De mensen die verdreven zijn uit hun thuisland mogen op God vertrouwen.
Ook Jezus vertelt over een oordeel dat geveld gaat worden. Daarbij gaat het niet tussen de zwakkeren en de sterkeren, maar tussen hen die aandacht hebben gegeven aan de zwakkeren of juist niet. Hij draait de daadkracht van mens en God om. In plaats van dat je op de daadkracht van de Ene mag vertrouwen dat hij helpt en steunt, vertrouwt de Ene op de daadkracht van mensen.
God laat de Mensenzoon zeggen: “De goedheid die je als mens gedaan hebt voor je medemens, dat heb je voor Mij gedaan.” Dat wordt bedoeld in de verschillende betekenissen van het woord.  Zo in de zin dat God zegt: ‘In jouw zien van de ander, zie je Mij. In jouw hulp aan de ander, help je Mij.
In jouw contact met de ander, raak je Mij. Zo maak jij mijn liefde zichtbaar, laat jij mijn liefde stromen,  voelbaar voor iedereen.’
En de mens vraagt dan: ‘Maar God, wanneer heb ik jou gezien, heb ik je geholpen en je aangeraakt?’
‘Nou, toen je oog had voor de eenzaamheid van ouderen,
de verlorenheid van jongeren,
de leegte van verslaafden, de pijn van rouwenden,
de radeloosheid van vluchtelingen,
de uitzichtloosheid van armen.
Toen je aandacht had voor het blijvend letsel van misbruikten,
het verdriet van gescheiden mensen,
het hopeloze bestaan van daklozen,
het lot van mensen achter gesloten deuren,
het gekwetste vertrouwen in mensen.
Toen je nee zei tegen uitsluiting, discriminatie, uitbuiting, onrecht en welke andere vorm van geweld dan ook.
Uit je vraag blijkt, dat je het niet hebt gedaan voor mij, omdat ik gezegd heb dat je het móet doen, maar je deed het van binnenuit. Dat is oprechtheid, daar spreekt je hart van warmte. Zo ben jij een mens naar mijn hart.’
De Ene gelooft in mensen, in hun menselijkheid en hartelijkheid en dwingt je tot niets, zoals de remonstrantse broederschap dat in hun campagne verwoord. God is niet alleen mens geworden, God is humanist geworden!
Waar het uiteindelijk op aankomt is niet of je gedoopt bent tot christen, of je islamitisch of joods bent of zelfs niet of je in God gelooft,
maar waar het op aankomt is of je recht hebt gedaan aan mensen, dat mensen tot hun recht kunnen komen en rechtvaardig kunnen leven met elkaar. Daar wordt het koninkrijk van God zichtbaar. God is humanist geworden! Nu wij nog.
God vertrouwt op ons dat wij op bezoek gaan bij eenzamen,
jongeren een kans geven,
verslaafden perspectief bieden op een zinvol bestaan,
mensen niet alleen laten met hun verdriet,
vluchtelingen een thuis bieden,
armen uitzicht geven op geluk.
De Ene vertrouwt op ons dat wij kinderen beschermen tegen misbruik,
het leed van verbroken relaties onderkennen,
mensen hoop en onderdak geven,
hartelijkheid brengen in gesloten afdelingen
en vertrouwen geven aan mensen.
De Nabije vertrouwt op ons dat wij mensen gastvrij ontvangen, niet veroordelen, eerlijk behandelen en misstanden aanpakken op welk niveau dan ook.
Is het dan, als humanist, nog wel nodig om te vertrouwen op God? Strikt genomen, voor God niet. Immers, de liefde, dus ook God, heeft aan zich zelf genoeg. Maar hoe geldt dat voor ons, als mens?
Wat als jij eenzaam bent,
het gevoel hebt kansloos te zijn,
het leven haar zin verliest,
jij verloren loopt of  geen toekomst meer ziet.
Wat als je voelt dat je vader of moeder, je echtgenoot of je partner, je kind, je vriend of zomaar een medemens lijdt aan het leven. Wat als jij je zo machteloos voelt tegenover je eigen leven of dat van een ander?
Is het dan, als humanist, wél nodig om te vertrouwen op God? Strikt genomen, eigenlijk niet. Immers, de liefde, dus ook God, vindt haar eigen weg wel naar de mens. Maar het mag natuurlijk wel!
Geloven in God, vraagt om te geloven in mensen, maar geloven in de mens sluit het geloven in de Ene niet uit.Jezus sluit de Ene niet uit, maar verbindt ons op een andere manier met God. God vertrouwt op de mens en de mens mag op God vertrouwen.
Is dat ook niet wat Ezechiël ons aanreikt, dat we mogen vertrouwen op God? Wat Jezus vertelt gaat verder op wat Ezechiël ons zegt. Wat hij zegt, zou je zo kunnen horen:
‘De liefde zorgt voor jou, kijkt uit naar jou, zoals een herder zijn schapen zoekt.
De liefde brengt mensen bijeen, laat mensen thuis komen.
Liefde voedt, redt en brengt mensen tot leven,
maakt heel wat gewond is en laat onrecht verdwijnen.
Liefde doet wat nodig is!’
Als God liefde is, wie wil daar dan niet op vertrouwen?
Dat lijkt een makkelijk antwoord, om maar te vertrouwen op God als we het als mens niet meer weten. Maar ieder van ons die de ervaring van machteloosheid rondom het leven aan den lijve gevoeld heeft of nog voelt,
weet hoe moeilijk het is om dat vertrouwen in God niet te verliezen.
Is dat niet de reden waarom we juist hier bij elkaar komen? Om dat vertrouwen in onszelf, in mensen en in God te kunnen behouden of te herwinnen en zo de liefde te ontdekken die in ons schuilt en ons tegemoet komt.

God vertrouwt op mensen. Dat wij mensen ook op de Ene mogen blijven vertrouwen, en waar nodig en gewenst elkaar daarbij mogen helpen.

Geloofslied za: twee handen schoon gebleven – zo: Voor kleine mensen

De gaven van brood en wijn worden op tafel gezet
Iedereen wordt uitgenodigd voor een persoonlijke bijdrage via de collecte

Er klinkt muziek

Voorbede
Hoe vaak ontdekken wij nog,
dat we opgesloten zitten in onze eigen wereld,
ons eigen denken, ons eigen gevoel.
Kom dan tot ons en breek ons open,
om zicht te krijgen op de ander,
om jouw licht te kunnen ontvangen,
en stralende mensen te kunnen zijn.

Heer ontferm u, Heer ontferm u, Heer ontferm u

Hoe vaak ontdekken wij nog,
dat we vastzitten in onze wereld van geld en bezit,
van macht en geldingsdrang.
Kom dan tot ons en breek ons open,
om zicht te krijgen op ons handelen,
om jouw zachtheid te kunnen ontvangen
en zo de kracht van tederheid in te kunnen zetten.

Heer ontferm u, Heer ontferm u, Heer ontferm u

Hoe vaak ontdekken wij nog,
dat we vastzitten in een wereld van angst,
van onbegrip en vooroordelen,
van somberheid en onverschilligheid.
Kom dan tot ons en breek ons open
om zicht te krijgen op de werkelijkheid,
om jouw vertrouwen te kunnen ontvangen
en hoopvolle mensen te kunnen zijn.

Heer ontferm u, Heer ontferm u, Heer ontferm u

We willen bidden voor allen die zich zo machteloos voelen,
voor hen die ziek zijn, lichamelijk of psychisch,
voor hen die pijn hebben aan het leven,
door een onvervuld verlangen,
door een onzekere toekomst,
door het leed van een nabije ander
door het gemis van een dierbare,
van hen die we blijvend met ons meedragen in ons hart.

Dat er licht mag zijn voor hen en ieder van ons
De intentiekaars op tafel wordt ontstoken

Tafelgebed
Telkens als de ochtend ons tot leven wekt,
een vogel ons tot zingen fluit, de zon ons tot stralen warmt,
dan ben Jij ons tot zegen,

Telkens als kinderen ons vertederen,
jongeren ons ontwikkelen, ouderen ons vertrouwen,
dan ben Jij ons nabij,

Telkens als mensen elkaar tot vreugde zijn,
zich geborgen en gedragen weten, in liefde het leven delen,
dan ben Jij voelbaar in ons midden,
zoals eens Jezus, die te midden van zijn vrienden,
deelde van zijn liefde,
door brood te breken, met de woorden:
‘Neem en eet hiervan, dit is mijn leven,
ik geef het aan jullie.’

Die ook een beker nam, een dankgebed uitsprak,
en zei tot zijn vrienden:
‘Drink hieruit en proef van mijn liefde,
zodat mijn vreugde in jou zal zijn
en haar volheid bereikt.’

Gezongen:
Eet en drinkt van brood en wijn tot mijn gedachtenis
en weet dat er in angst en pijn een weg naar vrede is
Deelt het leven met elkaar tot mijn gedachtenis
en schenkt elkaar voor alle haat alleen vergiffenis
Leeft in liefde met elkaar tot mijn gedachtenis
en maak zo in uw daden waar dat leven geven is

Verzameld rond de tafel van gastvrijheid
voelen we ons met Hem verbonden.
In zijn geest willen wij op weg gaan,
met aandacht voor elkaar, met zorg voor al wat leeft,
om te waken over alles en iedereen,
zoals de zon over de aarde, zoals ouders over hun kind,
met warmte en verantwoordelijkheid,
met liefde die ruimte schept.

In zijn geest vertrouwen wij op een wereld,
waar wijsheid, hoop en vrede
de ademtocht is van Jouw kracht,
de glans van het eeuwige licht,
de spiegel van Jouw goedheid.

Daarom bidden wij in zijn geest
het gebed dat Hij ons gegeven heeft:
Onze Vader

Vredeswens
Laten we, met een simpele handdruk en
met sprekende ogen elkaar de vrede wensen.
Vrede en alle goeds
Vredeslied za: Komen ooit voeten gevleugeld – zo: Ubi caritas 136a

Iedereen wordt van harte uitgenodigd aan de tafel van brood en wijn
Om brood te bereiden moeten we eerst de tarwekorrel openbreken om bloem of meel te krijgen. Vele korrels bij elkaar maken samen één brood. Zo is het met ons mensen ook. Het is door onze gebrokenheid, dat we komen tot de binnenkant. En het is de binnenkant die ons bindt, niet de buitenkant. En in die verbondenheid kunnen we voedsel zijn voor elkaar.
In die geest brak Jezus het brood, deelde zijn gebrokenheid en zei: “doe zoals ik en deel dit brood met elkaar,
sluit niemand uit maar verbindt elkaar, zo ben je elkaar tot voedsel. “
Dus open uw hart en uw hand, en ontvangt en wordt, brood van leven, wijn van liefde in verbondenheid met God en met elkaar.
Lied za: Kom in mij – zo: herschep ons hart

Gebed

Mededelingen: om het gevierde uit te dragen en invulling te geven
Bloemetjes van de week

Slotgedachte Een gedicht “In het park”
‘Jee…!’ verbaast het jongetje zich.
‘Wie is die mevrouw daar?’
‘Dat is het beeld van de Barmhartigheid
of zoiets,’ antwoordt zijn moeder.

‘Maar waarom is die mevrouw dan zo … ge-b’-blutst?’
“Weet ik niet, zolang ik me herinner heeft ze er zo uitgezien.
De gemeente mag er weleens wat aan doen.
Het ergens weggooien, of opknappen.
Nou, kom, kom, we gaan verder.’
(van de Poolse dichteres Wislawa Szymborska)

Zegenwens
Laten wij ons dat beeld van de barmhartigheid niet ontnemen en die gemeenschap van mensen zijn die het opknapt,
door zelf dat beeld te zijn,
open en uitnodigend, teder en nabij,
ieder op zijn of haar eigen manier,
om zo een zegen te zijn,
zo goed als God te zijn,
die wij noemen
de Vader, de Zoon
en de heilige Geest.
Amen

Slotlied za: Voordat ik bomen zag – zo: Hij gaf aan blinden het gezicht

 

Nog geen reacties

Reactie plaatsen