Over voorgangers in basisgemeenschappen
Op 12 november kwamen ruim 20 voorgangers van basisgemeenschappen naar de Amsterdamse Dominicus voor het ‘voorgangers-atelier 2 of 3 bijeen’. Het thema van de bijeenkomst was:
Reflectie over positie en verantwoordelijkheden van voorgangers van basisgemeenschappen.
Bekleed je een ambt of doe je een klus? Aan wie leg je verantwoording af? Wie heeft je geroepen/gevraagd dit werk te doen? Namens wie spreek je? Ben je je eigen leergezag? Komt in jouw taakopvatting een katholieke of protestantse ambtstheologie aan het licht of is er een nieuw theologisch kader geformuleerd/te formuleren?
Gerard Zuidberg’s stelling op deze dag is: de basisgemeenschap zelf is de eigenlijke eerste voorganger. Hij vindt het belangrijk dat een voorganger verbindt. Tijdens de opening, maar ook in gebed. Dat een voorganger oproept om met elkaar te bidden, zingend, sprekend, in stilte. Ook stelt hij de vraag in hoeverre het tafelgebed verbindend of een gezamenlijk gebeuren kan zijn?
Bram Grandia stelt de vraag of het voorgangerschap een ambt of een klus is, of het gaat over ‘bestuur ik mijn kerk? ’ of ‘weid ik mijn schapen?’ Wanneer je het Johannesevangelie ziet als een reflectie op de zeer jonge kerk dan gaat het volgens hem niet om het heersen over, maar om te dienen. Hoe organiseer je als voorganger dan een viering zo dat het mensen kan helpen om tot verstaan en verandering te komen? Dat kan volgens Grandia alleen als je als voorganger niet geïsoleerd staat, maar je je gedragen weet, verbonden weet met de gemeente en je ervaringen kunt delen. Je moet bekend, vertrouwd, betrouwbaar zijn binnen de gemeente. Het gaat daarbij om integriteit. Dan pas kun je dienend in de gemeente staan.
In een rondetafelgesprek hierover bleek dat er grote verschillen zijn tussen basisgemeenschappen en voorgangers. De een viert eens per maand, de ander enkel op zondag en sommigen weer elke zaterdag en zondag. Voor de ene voorganger is gedragen en vertrouwd zijn wel belangrijk, de ander kan ook voorgaan zonder dat hij of zij zich verbonden voelt met de gemeenschap. Ook de wijze van vieren en de positie van de voorganger waren divers. Sommigen hebben enkel een woord- en gebedsdienst met af en toe een eucharistieviering met een priester, anderen houden altijd avondmaaltijd. Zo zijn er gemeenschappen waar één voorganger is, anderen die alleen gastvoorgangers hebben en sommigen wisselen vaste- en gastvoorgangers af.
Deze dialoog sluit mooi aan bij de ontwikkelingen in onze San Salvator Gemeenschap. De afgelopen tijd heeft de pastoraatsgroep en het bestuur gesproken over de legitimiteit van het voorganger zijn of lid zijn van de pastoraatsgroep. Hoe vindt de aanstelling en de procedure daartoe plaats en op welke manier zorgen we ervoor dat keuzes gedragen worden door de gemeenschap? Welke criteria zijn belangrijk in de keuze voor de voorganger en wie bepaalt die criteria? Op welke wijze bewaken wij als gemeenschap de kwaliteit van de vieringen en hoe zou je die kwaliteit objectief kunnen beoordelen?
Waar en door wie vindt die evaluatie plaats? Welke kwaliteiten zijn nodig om een goed werkende pastoraatsgroep te hebben die aandacht heeft voor de spiritualiteit van individuen en van de gemeenschap?
Ongeacht of een geloofsgemeenschap nu kort of veel langer bestaat, deze vragen blijken voor iedereen en elke basisgemeenschap relevant te zijn en voortdurend ook gesteld te moeten worden. Niet alleen is dit belangrijk voor de gemeenschap zodat deze zich kan herkennen in de voorganger en de pastoraatsgroep, maar ook is dit belangrij voor hen die actief zijn als voorganger of aandacht geven aan pastorale zaken, zodat zij zich gedragen blijven weten binnen de gemeenschap.